archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 15
Jaargang 8
2 juni 2011
Bezigheden > Op de fiets delen printen terug
Namen om verliefd op te worden Katharina Kouwenhoven

Spaanse wielrenners hebben mij altijd zeer aangesproken. Dat is begonnen bij Pedro Delgado, die tweemaal de Vuelta won en eenmaal de Tour de France. (De tragische Luis Ocaña won al eerder de Tour, maar dat heb ik niet zo bewust meegemaakt.)

Pedro Delgado was een charmante jongen waar de vriendelijkheid vanaf straalde en hij had een meesterknecht, die hem door de bergen sleepte en die hem, toen hijzelf eigenlijk al beter was, onbaatzuchtig terzijde stond, tot in 1990 de rollen omgedraaid werden. De meesterknecht – ik heb het natuurlijk over Miguel Indurain – werd kopman en de kopman ging in dienst rijden van zijn voormalige knecht. Daar voelde Delgado zich helemaal niet te beroerd voor, als dat niet getuigt van ruimhartigheid.

Zo saai als die Tours waren, waarin Armstrong domineerde, zo spannend waren de vijf Tours die Indurain won. Indurain was geen natuurtalent. Hij moest voor elke pedaaltred moeite doen. Hij leverde strijd, niet alleen met zijn concurrenten, maar ook met zichzelf. De uitslag was altijd ongewis, al hoopte je (ik) dat hij zou zegevieren. Want ook Indurain was een aardige jongen. Indurain had alles wat Armstrong miste. Indurain gunde je zijn Touroverwinningen, van Armstrong hoopte je alleen maar dat zijn onsportieve gedrag aan de kaak gesteld zou worden. En dan heb ik het niet over zijn gebruik van verboden middelen.
De Tour van 1996, de zesde op rij die hij had moeten winnen, werd Indurain fataal. Het was onverdraaglijk om te zien, vooral toen duidelijk werd dat die Tour gewonnen zou worden door een vet Scandinavisch varken dat helemaal niet kon fietsen. Later bleek dat die zich jarenlang een bijna-hartaanval had gefietst met EPO. Maar het kan niet alleen daardoor zijn dat hij die Tour won, want de jaren daarvoor reed hij hem met dezelfde hoeveelheid EPO in zijn lijf.

Het einde van Indurain betekende niet het einde van het Spaanse wielrennen, maar een opvolger heeft lang op zich laten wachten. De eerste kandidaten voor de troonsopvolging waren Fransisco Mancebo en Oscar Sevilla. De eerste won in 2000 de Witte Trui (het jongerenklassement) in de Tour de France en eindigde steeds bij de eerste tien van de Vuelta, maar kreeg een verbod om deel te nemen aan de Tour en stopte met wielrennen. Hij is nu weer begonnen, voornamelijk in Spaanse koersen. Sevilla won in 2001 dezelfde Witte Trui en werd daarna al snel geschorst. De veelbelovende Bask Iban Mayo, beschouwd als de opvolger van Armstrong, raakte ook in een dopingschandaal verwikkeld en daarna werd niets meer van hem vernomen.

De enige echte concurrent van Armstrong, Joseba Beloki, tweemaal derde en eenmaal tweede in de Tour, kwam in 2003, toen hij een gerede kans had Armstrong te verslaan, in de Tour ten val en is daarvan nooit helemaal hersteld. Korte tijd later stopte hij met wielrennen.(Ooit maakte Armstrong dat fameuze afstekertje om de gevallen Beloki te ontwijken, waarvoor hij niet geschorst werd.)
De eerste Spaanse wielrenner die Indurain opvolgde als Tourwinnaar was, heel onverwacht, de ook al sympathieke Carlos Sastre. Ook weer zo'n bescheiden sportman waarvan je zag dat hij het wel kon, maar tegelijk wist dat het nooit zou gebeuren, tot in 2008 dus. Als ik iemand de Tourzege gunde was hij het wel. Maar met één keer de Tour winnen ben je nog geen Indurain.

Gelukkig zijn ze er weer, de Spaanse wielrenners die iedereen ondersteboven fietsen. David Aroyo, die vorig jaar bijna de Giro won, Igor Antón, die vorig jaar bijna de Vuelta won, maar natuurlijk vooral Alberto Contador, die de Giro en Vuelta gewonnen heeft en al drie keer de Tour. Hij komt nota bene uit de grote stad (Madrid) en is al eens bijna dood geweest, maar hij vliegt over de weg, wat ook het stijgingspercentage is. Hopelijk evenaart hij de zes Touroverwinningen van Armstrong, mogelijk voegt hij er nog eentje aan toe. Ook Alejandro Valverde kan wel wat, maar is momenteel geschorst en dan moet je maar afwachten of er nog wat van komt.

Verreweg de meeste Spaanse wielrenners komen uit het Noorden van Spanje en een aanzienlijk deel uit Baskenland. Er is zelf een Baskische wielerploeg, Euskatel, die geheel in het oranje het peloton opfleurt. Op dit moment zit er één Spanjaard in die ploeg en daar doen ze niet moeilijk over. De Basken hebben prachtige namen als Haimar Zubeldia of José Miguel Extebarria. Zulke namen zijn genoeg om verliefd op iemand te worden. En om beurten winnen ze de Classica San Sebastian, waarin ze door het prachtige Noord-Spaanse landschap scheuren en een gruwelijke berg beklimmen. Het is een van mijn lievelingskoersen, die echter in Nederland niet meer volledig uitgezonden zal worden.

We hebben natuurlijk ook nog twee 'Nederlandse' Spanjaarden: Juan Antonio Flecha, die tot voor kort deel uitmaakte van de Raboploeg en Oscar Freire, die nog steeds deel uitmaakt van die ploeg. Vooral de laatste is een geval apart. Ze noemen hem een dromer. Iemand die keer op keer niet weet waar de finish precies is (en toch menige koers en etappe wint, zoals tweemaal Milaan - San Remo) is echter geen dromer, maar een warhoofd. De hele ploeg is niettemin dol op hem.

Aardige jongens, die Spaanse wielrenners. Jammer dat ze zich zo vaak op doping laten betrappen; daar moeten ze nog iets op vinden.
 
****************************
De Leunstoel wordt uitgegeven door:
Het Genootschap De Leunstoel.
Word lid! Ga naar: www.deleunstoel.nl/colofon.php


© 2011 Katharina Kouwenhoven meer Katharina Kouwenhoven - meer "Op de fiets" -
Bezigheden > Op de fiets
Namen om verliefd op te worden Katharina Kouwenhoven
Spaanse wielrenners hebben mij altijd zeer aangesproken. Dat is begonnen bij Pedro Delgado, die tweemaal de Vuelta won en eenmaal de Tour de France. (De tragische Luis Ocaña won al eerder de Tour, maar dat heb ik niet zo bewust meegemaakt.)

Pedro Delgado was een charmante jongen waar de vriendelijkheid vanaf straalde en hij had een meesterknecht, die hem door de bergen sleepte en die hem, toen hijzelf eigenlijk al beter was, onbaatzuchtig terzijde stond, tot in 1990 de rollen omgedraaid werden. De meesterknecht – ik heb het natuurlijk over Miguel Indurain – werd kopman en de kopman ging in dienst rijden van zijn voormalige knecht. Daar voelde Delgado zich helemaal niet te beroerd voor, als dat niet getuigt van ruimhartigheid.

Zo saai als die Tours waren, waarin Armstrong domineerde, zo spannend waren de vijf Tours die Indurain won. Indurain was geen natuurtalent. Hij moest voor elke pedaaltred moeite doen. Hij leverde strijd, niet alleen met zijn concurrenten, maar ook met zichzelf. De uitslag was altijd ongewis, al hoopte je (ik) dat hij zou zegevieren. Want ook Indurain was een aardige jongen. Indurain had alles wat Armstrong miste. Indurain gunde je zijn Touroverwinningen, van Armstrong hoopte je alleen maar dat zijn onsportieve gedrag aan de kaak gesteld zou worden. En dan heb ik het niet over zijn gebruik van verboden middelen.
De Tour van 1996, de zesde op rij die hij had moeten winnen, werd Indurain fataal. Het was onverdraaglijk om te zien, vooral toen duidelijk werd dat die Tour gewonnen zou worden door een vet Scandinavisch varken dat helemaal niet kon fietsen. Later bleek dat die zich jarenlang een bijna-hartaanval had gefietst met EPO. Maar het kan niet alleen daardoor zijn dat hij die Tour won, want de jaren daarvoor reed hij hem met dezelfde hoeveelheid EPO in zijn lijf.

Het einde van Indurain betekende niet het einde van het Spaanse wielrennen, maar een opvolger heeft lang op zich laten wachten. De eerste kandidaten voor de troonsopvolging waren Fransisco Mancebo en Oscar Sevilla. De eerste won in 2000 de Witte Trui (het jongerenklassement) in de Tour de France en eindigde steeds bij de eerste tien van de Vuelta, maar kreeg een verbod om deel te nemen aan de Tour en stopte met wielrennen. Hij is nu weer begonnen, voornamelijk in Spaanse koersen. Sevilla won in 2001 dezelfde Witte Trui en werd daarna al snel geschorst. De veelbelovende Bask Iban Mayo, beschouwd als de opvolger van Armstrong, raakte ook in een dopingschandaal verwikkeld en daarna werd niets meer van hem vernomen.

De enige echte concurrent van Armstrong, Joseba Beloki, tweemaal derde en eenmaal tweede in de Tour, kwam in 2003, toen hij een gerede kans had Armstrong te verslaan, in de Tour ten val en is daarvan nooit helemaal hersteld. Korte tijd later stopte hij met wielrennen.(Ooit maakte Armstrong dat fameuze afstekertje om de gevallen Beloki te ontwijken, waarvoor hij niet geschorst werd.)
De eerste Spaanse wielrenner die Indurain opvolgde als Tourwinnaar was, heel onverwacht, de ook al sympathieke Carlos Sastre. Ook weer zo'n bescheiden sportman waarvan je zag dat hij het wel kon, maar tegelijk wist dat het nooit zou gebeuren, tot in 2008 dus. Als ik iemand de Tourzege gunde was hij het wel. Maar met één keer de Tour winnen ben je nog geen Indurain.

Gelukkig zijn ze er weer, de Spaanse wielrenners die iedereen ondersteboven fietsen. David Aroyo, die vorig jaar bijna de Giro won, Igor Antón, die vorig jaar bijna de Vuelta won, maar natuurlijk vooral Alberto Contador, die de Giro en Vuelta gewonnen heeft en al drie keer de Tour. Hij komt nota bene uit de grote stad (Madrid) en is al eens bijna dood geweest, maar hij vliegt over de weg, wat ook het stijgingspercentage is. Hopelijk evenaart hij de zes Touroverwinningen van Armstrong, mogelijk voegt hij er nog eentje aan toe. Ook Alejandro Valverde kan wel wat, maar is momenteel geschorst en dan moet je maar afwachten of er nog wat van komt.

Verreweg de meeste Spaanse wielrenners komen uit het Noorden van Spanje en een aanzienlijk deel uit Baskenland. Er is zelf een Baskische wielerploeg, Euskatel, die geheel in het oranje het peloton opfleurt. Op dit moment zit er één Spanjaard in die ploeg en daar doen ze niet moeilijk over. De Basken hebben prachtige namen als Haimar Zubeldia of José Miguel Extebarria. Zulke namen zijn genoeg om verliefd op iemand te worden. En om beurten winnen ze de Classica San Sebastian, waarin ze door het prachtige Noord-Spaanse landschap scheuren en een gruwelijke berg beklimmen. Het is een van mijn lievelingskoersen, die echter in Nederland niet meer volledig uitgezonden zal worden.

We hebben natuurlijk ook nog twee 'Nederlandse' Spanjaarden: Juan Antonio Flecha, die tot voor kort deel uitmaakte van de Raboploeg en Oscar Freire, die nog steeds deel uitmaakt van die ploeg. Vooral de laatste is een geval apart. Ze noemen hem een dromer. Iemand die keer op keer niet weet waar de finish precies is (en toch menige koers en etappe wint, zoals tweemaal Milaan - San Remo) is echter geen dromer, maar een warhoofd. De hele ploeg is niettemin dol op hem.

Aardige jongens, die Spaanse wielrenners. Jammer dat ze zich zo vaak op doping laten betrappen; daar moeten ze nog iets op vinden.
 
****************************
De Leunstoel wordt uitgegeven door:
Het Genootschap De Leunstoel.
Word lid! Ga naar: www.deleunstoel.nl/colofon.php
© 2011 Katharina Kouwenhoven
powered by CJ2