archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 3
Jaargang 8
18 november 2010
Vermaak en Genot > Naar de film delen printen terug
LFF: To infinity and beyond! Hans Knegtmans

Er bestaan ongetwijfeld mensen die alleen de eerste editie van het Leids Filmfestival, in 2006, en de meest recente  (26-31 oktober, 2010) hebben bezocht. Die zullen hun ogen hebben uitgekeken. Hadden misschien geharde professionals de zaak overgenomen van de vier studenten die vier jaar geleden bedachten dat een festivalletje met korte films van Nederlands talent leuk aangevuld kon worden met avant-premières, een handvol onbekende Russen, en nog zo wat?
Studenten die bij wijze van voorlichting destijds één A4-tje hadden vervaardigd met daarop het gehele programma, dat wil zeggen de namen, tijden en locaties, zodat geïnteresseerden maar achter hun computer moesten uitzoeken waar de film over ging, en wat critici er van vonden?

Geen zorg: het sympathieke LFF staat nog steeds op eigen benen. De organisatie is in handen van de oprichters Alexander Mouret (directeur en artistiek leider) en Michaël Roumen (zakelijk leider). Alleen hebben die sinds de eerste editie flink wat bijgeleerd, en dat is een understatement. Ze hebben in Ziggo een serieuze sponsor gevonden, en het Cultuurfonds Leiden heeft in 2009/2010 het geld geleverd om één fte aan te stellen. Iemand die de organisatie verder kan professionaliseren en die geld binnenhaalt.

De ambities reiken, om met Buzz Lightyear uit Toy Story te spreken, to infinity and beyond. Het festival wil, ik citeer het Cultuurfonds, ‘de komende vijf jaar doorgroeien tot een filmfestival dat Leiden internationaal op de kaart zal zetten (alsof Rembrandt, Kamerlingh Onnes en Boerhaave daar niet al een beginnetje mee hebben gemaakt) en dat 40 tot 50.000 bezoekers zal trekken’. Jeemig, dan staat Leiden op de vierde plaats van de Nederlandse filmfestivals, achter Rotterdam (IFFR), Amsterdam (IDFA), en Utrecht (NFF). En het laat de concurrent Film by the Sea zelfs zijn hielen zien! Dan hoef ik me nooit meer zorgen te maken of ik niet ook naar Vlissingen moet.

De trend van de eerste vijf festivals is in ieder geval veelbelovend. Begonnen met een bezoekersaantal van 6.000, kan de organisatie nu het indrukwekkende aantal van 17.500 noteren. De vaste bezoekers merken het verschil. Bij de eerste editie was slechts een beperkt aantal vertoningen uitverkocht. Bij kaskrakers als The Black Dahlia, Perfume: The Story of a Murderer, The Departed en Babel liep het storm, zoals te verwachten was. Daar heb je geen enthousiasmerend programmablad voor nodig.

Daarentegen had ik bij een voorstelling van Nederlandse kortfilms, de Amerikaanse voetbaldocumentaire Once in a Lifetime (over de beroemde New York Cosmos van Pele en Beckenbauer), en de nogal flauwe Russische relatiekomedie Piter FM het rijk bijna alleen: het aantal medebezoekers betrof respectievelijk drie, twee en acht. Niet alleen obscure films moesten het toen ontgelden. De prachtige Finse tragikomedie Frozen Land,0803VG Lff poster door pers en bezoekers van IFFR hoog gewaardeerd, trok gênant genoeg twee bezoekers.

Dat was dit jaar wel anders. De voorpremières die de meeste buzz hadden ontketend – Woody Allens You Will Meet a Tall Dark Stranger, en de WOII-weepie Elle s’appelait Sarah – zaten in de regel bomvol, zelfs als ze vertoond werden in het imposante Trianon 1 (400 stoelen). Maar ook bij onbekende films als The Trotsky (adolescent meent dat hij een reïncarnatie van Trotsky is) en de sympathieke Ierse tragikomedie My Brothers (oudere zoon zit niet op dezelfde golflengte als zijn twee speelse broertjes) liep het storm. Waarschijnlijk hadden ze dit vooral te danken aan het feit dat ze deel uitmaakten van de nieuw bedachte Iron Herring-competitie: de organisatie selecteerde zes kwaliteitsfilms die nog geen distributeur hebben gevonden. (De winnaar – volgens een vakjury, onder voorzitterschap van regisseur Jos Stelling – krijgt een bedrag van € 10.000. Dat geld gaat niet naar de regisseur, maar is een beloning voor de distributeur die de film alsnog uitbrengt.)

Slechts twee van mijn voorstellingen werden matig bezocht. De ene was het surrealistische Japanse Symbol – onbegrijpelijk, gegeven dat deze alom bejubelde film in slechts één kopie door Nederland rondtoert, waardoor de festivalbezoekers dus een unieke kans om hem te zien aan zich voorbij lieten gaan. De andere was de extra voorstelling van de winnaar van de Iron Herring, de Amerikaanse satire Untitled, waarin de draak gestoken wordt met moderne kunstenaars, galerijhouders en kunstverzamelaars. Ik had erop gerekend dat de bezoekers zich dit buitenkansje niet zouden laten ontnemen, maar slechts zeventig festivalgangers volgden mijn voorbeeld. Overigens hadden de thuisblijvers in dit geval geen ongelijk, want veel te lachen viel er niet. (Ik kwam er zelfs niet uit wat precies nu het doelwit van de satire was. Is moderne kunst onzin? Zijn de beoefenaars charlatans, en de liefhebbers onnozele halzen?) Daarvoor hoeft u niet naar de bioscoop, als zich tenminste – wat ik nog moet zien – een distributeur meldt.

De toename van het toeschouwersaantal is zeker een gevolg van een professionelere organisatie en een betere voorlichting aan de festivalgangers. Maar los daarvan stijgt ook de kwaliteit van het filmaanbod. Het hoofdprogramma – overwegend voorpremières – verschuift qua filmgenre langzaam maar zeker van commerciële bioscoopfilm naar arthouseproductie of de ‘betere’ Hollywoodfilm. Anders gezegd: we krijgen minder The Black Dahlia of Perfume voorgeschoteld en meer Another Year, The Social Network en Winter’s bone. Ik verheug me nu al op de volgende festivalaflevering.
 
*************************
Abonneert u op de Nieuwsbrief.


© 2010 Hans Knegtmans meer Hans Knegtmans - meer "Naar de film" -
Vermaak en Genot > Naar de film
LFF: To infinity and beyond! Hans Knegtmans
Er bestaan ongetwijfeld mensen die alleen de eerste editie van het Leids Filmfestival, in 2006, en de meest recente  (26-31 oktober, 2010) hebben bezocht. Die zullen hun ogen hebben uitgekeken. Hadden misschien geharde professionals de zaak overgenomen van de vier studenten die vier jaar geleden bedachten dat een festivalletje met korte films van Nederlands talent leuk aangevuld kon worden met avant-premières, een handvol onbekende Russen, en nog zo wat?
Studenten die bij wijze van voorlichting destijds één A4-tje hadden vervaardigd met daarop het gehele programma, dat wil zeggen de namen, tijden en locaties, zodat geïnteresseerden maar achter hun computer moesten uitzoeken waar de film over ging, en wat critici er van vonden?

Geen zorg: het sympathieke LFF staat nog steeds op eigen benen. De organisatie is in handen van de oprichters Alexander Mouret (directeur en artistiek leider) en Michaël Roumen (zakelijk leider). Alleen hebben die sinds de eerste editie flink wat bijgeleerd, en dat is een understatement. Ze hebben in Ziggo een serieuze sponsor gevonden, en het Cultuurfonds Leiden heeft in 2009/2010 het geld geleverd om één fte aan te stellen. Iemand die de organisatie verder kan professionaliseren en die geld binnenhaalt.

De ambities reiken, om met Buzz Lightyear uit Toy Story te spreken, to infinity and beyond. Het festival wil, ik citeer het Cultuurfonds, ‘de komende vijf jaar doorgroeien tot een filmfestival dat Leiden internationaal op de kaart zal zetten (alsof Rembrandt, Kamerlingh Onnes en Boerhaave daar niet al een beginnetje mee hebben gemaakt) en dat 40 tot 50.000 bezoekers zal trekken’. Jeemig, dan staat Leiden op de vierde plaats van de Nederlandse filmfestivals, achter Rotterdam (IFFR), Amsterdam (IDFA), en Utrecht (NFF). En het laat de concurrent Film by the Sea zelfs zijn hielen zien! Dan hoef ik me nooit meer zorgen te maken of ik niet ook naar Vlissingen moet.

De trend van de eerste vijf festivals is in ieder geval veelbelovend. Begonnen met een bezoekersaantal van 6.000, kan de organisatie nu het indrukwekkende aantal van 17.500 noteren. De vaste bezoekers merken het verschil. Bij de eerste editie was slechts een beperkt aantal vertoningen uitverkocht. Bij kaskrakers als The Black Dahlia, Perfume: The Story of a Murderer, The Departed en Babel liep het storm, zoals te verwachten was. Daar heb je geen enthousiasmerend programmablad voor nodig.

Daarentegen had ik bij een voorstelling van Nederlandse kortfilms, de Amerikaanse voetbaldocumentaire Once in a Lifetime (over de beroemde New York Cosmos van Pele en Beckenbauer), en de nogal flauwe Russische relatiekomedie Piter FM het rijk bijna alleen: het aantal medebezoekers betrof respectievelijk drie, twee en acht. Niet alleen obscure films moesten het toen ontgelden. De prachtige Finse tragikomedie Frozen Land,0803VG Lff poster door pers en bezoekers van IFFR hoog gewaardeerd, trok gênant genoeg twee bezoekers.

Dat was dit jaar wel anders. De voorpremières die de meeste buzz hadden ontketend – Woody Allens You Will Meet a Tall Dark Stranger, en de WOII-weepie Elle s’appelait Sarah – zaten in de regel bomvol, zelfs als ze vertoond werden in het imposante Trianon 1 (400 stoelen). Maar ook bij onbekende films als The Trotsky (adolescent meent dat hij een reïncarnatie van Trotsky is) en de sympathieke Ierse tragikomedie My Brothers (oudere zoon zit niet op dezelfde golflengte als zijn twee speelse broertjes) liep het storm. Waarschijnlijk hadden ze dit vooral te danken aan het feit dat ze deel uitmaakten van de nieuw bedachte Iron Herring-competitie: de organisatie selecteerde zes kwaliteitsfilms die nog geen distributeur hebben gevonden. (De winnaar – volgens een vakjury, onder voorzitterschap van regisseur Jos Stelling – krijgt een bedrag van € 10.000. Dat geld gaat niet naar de regisseur, maar is een beloning voor de distributeur die de film alsnog uitbrengt.)

Slechts twee van mijn voorstellingen werden matig bezocht. De ene was het surrealistische Japanse Symbol – onbegrijpelijk, gegeven dat deze alom bejubelde film in slechts één kopie door Nederland rondtoert, waardoor de festivalbezoekers dus een unieke kans om hem te zien aan zich voorbij lieten gaan. De andere was de extra voorstelling van de winnaar van de Iron Herring, de Amerikaanse satire Untitled, waarin de draak gestoken wordt met moderne kunstenaars, galerijhouders en kunstverzamelaars. Ik had erop gerekend dat de bezoekers zich dit buitenkansje niet zouden laten ontnemen, maar slechts zeventig festivalgangers volgden mijn voorbeeld. Overigens hadden de thuisblijvers in dit geval geen ongelijk, want veel te lachen viel er niet. (Ik kwam er zelfs niet uit wat precies nu het doelwit van de satire was. Is moderne kunst onzin? Zijn de beoefenaars charlatans, en de liefhebbers onnozele halzen?) Daarvoor hoeft u niet naar de bioscoop, als zich tenminste – wat ik nog moet zien – een distributeur meldt.

De toename van het toeschouwersaantal is zeker een gevolg van een professionelere organisatie en een betere voorlichting aan de festivalgangers. Maar los daarvan stijgt ook de kwaliteit van het filmaanbod. Het hoofdprogramma – overwegend voorpremières – verschuift qua filmgenre langzaam maar zeker van commerciële bioscoopfilm naar arthouseproductie of de ‘betere’ Hollywoodfilm. Anders gezegd: we krijgen minder The Black Dahlia of Perfume voorgeschoteld en meer Another Year, The Social Network en Winter’s bone. Ik verheug me nu al op de volgende festivalaflevering.
 
*************************
Abonneert u op de Nieuwsbrief.
© 2010 Hans Knegtmans
powered by CJ2