archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 12
Jaargang 7
15 april 2010
Vermaak en Genot > Naar de film delen printen terug
John Lennons tienerjaren Hans Knegtmans

Nowhere Boy heet het docudrama over de schooljaren van John Lennon. Na afloop vroeg ik me af wat ik van de film gevonden zou hebben als hij over de jeugd van een fictieve hoofdpersoon was gegaan, in plaats van de geniale leider van The Beatles. Die vraag is natuurlijk niet te beantwoorden. Het meest waarschijnlijk lijkt me dat ik dan de film ‘wel aardig’ gevonden zou hebben. Met een stroef begin, omdat de belevenissen van de hoofdpersoon (gespeeld door de negentienjarige Aaron Johnson) niet bijzonder meeslepend zijn. Maar de wetenschap dat die jongen – die in zijn uiterlijk en in zijn stem wel iets van Lennon weg heeft – ‘eigenlijk’ een van de grootste legenden uit de popmuziek was, maakte dat ik aanzienlijk meer aandacht voor het verhaal kon opbrengen.

De film valt met de deur in huis: we horen het legendarische beginakkoord van A Hard Day’s Night: Drennnnng….. Zou het werkelijk? Nee, natuurlijk niet, het was alleen om ons even lekker te maken. Meteen daarna zien we de vijftienjarige John in het huis van – begrijpen we na een tijdje – oom Harry en tante Mimi (een mooie rol van Kristin Scott Thomas). Oom Harry legt een snoertje aan van de huiskamer naar een luidspreker in Johns kamer. Nu kan die genieten van de muziek die tante Mimi draait. Helaas geen rock’n roll, maar het is goed bedoeld. Kort daarna sterft zijn oom, en staan John en Mimi er alleen voor. Dat blijkt geen lolletje te zijn. Mimi heeft geen warme persoonlijkheid, en is niet gediend van Johns kwajongensstreken.

Gelukkig troont een neefje hem mee naar het huis van zijn echte moeder, Julia, knap gespeeld door Anne-Marie Duff. (Huh? Hoe zit dat? Hoe komt het dat John niet wist waar haar huis staat? Waarom woont hij niet gewoon bij haar? En die twee meisjes, zijn dat zijn jongere zusjes? En is die beetje stijve man zijn biologische vader? Of is die misschien dood, en is Julia hertrouwd? Regisseuse Sam Taylor Wood heeft de keus gemaakt om de familiebanden van de personages gedurende driekwart van de film slechts aan te stippen, of zelfs dat niet. Op zich is dat geen bezwaar. Het speculeren daarover houdt de kijker zelfs extra goed bij de les. Maar een beetje raar is het wel. Daar kom ik nog op terug.) Julia smeedt het ijzer als het heet is, en neemt haar verloren zoon en de twee meisjes mee naar de badplaats Blackpool.

Na afloop gaan ze naar een kroeg waar Julia zo te zien wel vaker komt. Zij gooit een muntje in de jukebox en trekt haar zoon de dansvloer op. De mannelijke gasten grinniken instemmend en zij geniet van de belangstelling. Kennelijk is ze nogal los in de omgang met het manvolk. Zelfs haar belangstelling voor John lijkt minder moederlijk dan wat gezond is voor een adolescent.

Hoe dan ook, John voelt zich wát lekker bij de hereniging. Het blijkt dat Julia verstand heeft van muziek en goed thuis is in de rock’n roll en verwante muziekstromingen. In een vertederende scène luisteren ze samen naar I Put a Spell On You in de versie van Screamin’ Jay Hawkins. (Ik wil die song al hebben sinds hij in 1984 het muzikale Leitmotiv vormde in Jim Jarmusch’ film Stranger than Paradise. Maar nu hoef ik alleen de soundtrack van Nowhere Man aan te schaffen, en dan heb ik het nummer samen met wel 32 andere fijne liedjes op de plank staan.) Ook leert ze haar zoon de geheimen van het banjospel. Niet dat John aan dat instrument zijn hart heeft verpand, maar het is een handig opstapje naar de gitaar.

Nu kan de film echt los. John harkt wat schoolvriendjes bij elkaar en richt een skiffle band op,The Quarrymen, Ondanks het gebrek aan muzikale scholing is hun eerste optreden een groot succes. Kort daarop stelt iemand John voor aan het vijftienjarige ukkie Paul McCartney. Een keurig jongetje, dat thee drinkt in plaats van bier. Maar gitaarspelen kan hij als de beste. En hij heeft wél muziekkennis. Het is mooi om te zien en te horen hoe hij de oudere branieschopper door de akkoorden van Blue Moon loodst: D, B mineur, G, en A. Liefst vier akkoorden in plaats van de gebruikelijke drie! Die jongens zullen het nog ver brengen! Wanneer kort daarop George Harrison zich bij de band voegt, zijn de latere Beatles compleet, met uitzondering van drummer Ringo Starr.

The Quarrymen hebben meer dan voldoende muzikaal potentieel om op zaterdagavond zaaltjes met joelende meisjes plat te spelen. Het optreden had best wat langer mogen duren. Maar vooruit, de film gaat over John Lennon en vertelt niet de latere successtory van The Beatles. Dat verhaal is elders ruimschoots gedocumenteerd.

De ongewone driehoeksrelatie tussen de hoofdpersonen – John, moeder Julia en tante Mimi – krijgt een bizarre ontknoping. De kijker die dacht dat hij in grote lijnen wel begreep wie wie was in de film, wordt getrakteerd op een minutenlange monoloog van Mimi. John hoort tal van zaken waar hij even weinig van wist als het publiek. Afgezien van het feit dat volgens sommige bronnen de scenariste een loopje met de waarheid neemt – zo zou Julia haar zoon regelmatig bij Mimi thuis hebben bezocht, waardoor bijvoorbeeld het dagje Blackpool ineens niet meer zo absurd lijkt – doet deze regen aan nieuwe weetjes afbreuk aan de verder zo gebalanceerde toonzetting. Het is alsof je in een tweederangs puzzeldetective de speurder aan de verzamelde verdachten hoort uitleggen wie de vele moorden in deze volgorde gepleegd heeft, en waarom. Gelukkig is het verhaal nog niet afgelopen en krijgt de regisseuse de kans, zich voor haar uitglijder te rehabiliteren.

Wie John Lennon al kent uit zijn songs – zowel uit de Beatlle-tijd als uit zijn soloperiode –, zijn twee bundels korte verhalen, de Beatlefilms A Hard Day’s Night en Help, en natuurlijk de berg non-fictie die reeds eerder over hem is verschenen, leert niet zo veel nieuws. Dat hij hyperintelligent was, zijn gevoelige natuur graag verborg achter botte grappen, en zich graag als volkser voordeed dan zijn achtergrond rechtvaardigde, was al genoegzaam bekend. En het lijkt nogal kort door de bocht (sorry, normaal zeg ik dat nooit) om zijn persoonlijkheid te verklaren uit de merkwaardige band met zijn moeder. Maar alleen al om de soundtrack en de gigs van The Quarrymen is de film een bezoek ruimschoots waard.
 
*****************************
De Leunstoel wordt uitgegeven door:
Het Genootschap De Leunstoel.
Word lid! Ga naar: www.deleunstoel.nl/colofon.php


© 2010 Hans Knegtmans meer Hans Knegtmans - meer "Naar de film" -
Vermaak en Genot > Naar de film
John Lennons tienerjaren Hans Knegtmans
Nowhere Boy heet het docudrama over de schooljaren van John Lennon. Na afloop vroeg ik me af wat ik van de film gevonden zou hebben als hij over de jeugd van een fictieve hoofdpersoon was gegaan, in plaats van de geniale leider van The Beatles. Die vraag is natuurlijk niet te beantwoorden. Het meest waarschijnlijk lijkt me dat ik dan de film ‘wel aardig’ gevonden zou hebben. Met een stroef begin, omdat de belevenissen van de hoofdpersoon (gespeeld door de negentienjarige Aaron Johnson) niet bijzonder meeslepend zijn. Maar de wetenschap dat die jongen – die in zijn uiterlijk en in zijn stem wel iets van Lennon weg heeft – ‘eigenlijk’ een van de grootste legenden uit de popmuziek was, maakte dat ik aanzienlijk meer aandacht voor het verhaal kon opbrengen.

De film valt met de deur in huis: we horen het legendarische beginakkoord van A Hard Day’s Night: Drennnnng….. Zou het werkelijk? Nee, natuurlijk niet, het was alleen om ons even lekker te maken. Meteen daarna zien we de vijftienjarige John in het huis van – begrijpen we na een tijdje – oom Harry en tante Mimi (een mooie rol van Kristin Scott Thomas). Oom Harry legt een snoertje aan van de huiskamer naar een luidspreker in Johns kamer. Nu kan die genieten van de muziek die tante Mimi draait. Helaas geen rock’n roll, maar het is goed bedoeld. Kort daarna sterft zijn oom, en staan John en Mimi er alleen voor. Dat blijkt geen lolletje te zijn. Mimi heeft geen warme persoonlijkheid, en is niet gediend van Johns kwajongensstreken.

Gelukkig troont een neefje hem mee naar het huis van zijn echte moeder, Julia, knap gespeeld door Anne-Marie Duff. (Huh? Hoe zit dat? Hoe komt het dat John niet wist waar haar huis staat? Waarom woont hij niet gewoon bij haar? En die twee meisjes, zijn dat zijn jongere zusjes? En is die beetje stijve man zijn biologische vader? Of is die misschien dood, en is Julia hertrouwd? Regisseuse Sam Taylor Wood heeft de keus gemaakt om de familiebanden van de personages gedurende driekwart van de film slechts aan te stippen, of zelfs dat niet. Op zich is dat geen bezwaar. Het speculeren daarover houdt de kijker zelfs extra goed bij de les. Maar een beetje raar is het wel. Daar kom ik nog op terug.) Julia smeedt het ijzer als het heet is, en neemt haar verloren zoon en de twee meisjes mee naar de badplaats Blackpool.

Na afloop gaan ze naar een kroeg waar Julia zo te zien wel vaker komt. Zij gooit een muntje in de jukebox en trekt haar zoon de dansvloer op. De mannelijke gasten grinniken instemmend en zij geniet van de belangstelling. Kennelijk is ze nogal los in de omgang met het manvolk. Zelfs haar belangstelling voor John lijkt minder moederlijk dan wat gezond is voor een adolescent.

Hoe dan ook, John voelt zich wát lekker bij de hereniging. Het blijkt dat Julia verstand heeft van muziek en goed thuis is in de rock’n roll en verwante muziekstromingen. In een vertederende scène luisteren ze samen naar I Put a Spell On You in de versie van Screamin’ Jay Hawkins. (Ik wil die song al hebben sinds hij in 1984 het muzikale Leitmotiv vormde in Jim Jarmusch’ film Stranger than Paradise. Maar nu hoef ik alleen de soundtrack van Nowhere Man aan te schaffen, en dan heb ik het nummer samen met wel 32 andere fijne liedjes op de plank staan.) Ook leert ze haar zoon de geheimen van het banjospel. Niet dat John aan dat instrument zijn hart heeft verpand, maar het is een handig opstapje naar de gitaar.

Nu kan de film echt los. John harkt wat schoolvriendjes bij elkaar en richt een skiffle band op,The Quarrymen, Ondanks het gebrek aan muzikale scholing is hun eerste optreden een groot succes. Kort daarop stelt iemand John voor aan het vijftienjarige ukkie Paul McCartney. Een keurig jongetje, dat thee drinkt in plaats van bier. Maar gitaarspelen kan hij als de beste. En hij heeft wél muziekkennis. Het is mooi om te zien en te horen hoe hij de oudere branieschopper door de akkoorden van Blue Moon loodst: D, B mineur, G, en A. Liefst vier akkoorden in plaats van de gebruikelijke drie! Die jongens zullen het nog ver brengen! Wanneer kort daarop George Harrison zich bij de band voegt, zijn de latere Beatles compleet, met uitzondering van drummer Ringo Starr.

The Quarrymen hebben meer dan voldoende muzikaal potentieel om op zaterdagavond zaaltjes met joelende meisjes plat te spelen. Het optreden had best wat langer mogen duren. Maar vooruit, de film gaat over John Lennon en vertelt niet de latere successtory van The Beatles. Dat verhaal is elders ruimschoots gedocumenteerd.

De ongewone driehoeksrelatie tussen de hoofdpersonen – John, moeder Julia en tante Mimi – krijgt een bizarre ontknoping. De kijker die dacht dat hij in grote lijnen wel begreep wie wie was in de film, wordt getrakteerd op een minutenlange monoloog van Mimi. John hoort tal van zaken waar hij even weinig van wist als het publiek. Afgezien van het feit dat volgens sommige bronnen de scenariste een loopje met de waarheid neemt – zo zou Julia haar zoon regelmatig bij Mimi thuis hebben bezocht, waardoor bijvoorbeeld het dagje Blackpool ineens niet meer zo absurd lijkt – doet deze regen aan nieuwe weetjes afbreuk aan de verder zo gebalanceerde toonzetting. Het is alsof je in een tweederangs puzzeldetective de speurder aan de verzamelde verdachten hoort uitleggen wie de vele moorden in deze volgorde gepleegd heeft, en waarom. Gelukkig is het verhaal nog niet afgelopen en krijgt de regisseuse de kans, zich voor haar uitglijder te rehabiliteren.

Wie John Lennon al kent uit zijn songs – zowel uit de Beatlle-tijd als uit zijn soloperiode –, zijn twee bundels korte verhalen, de Beatlefilms A Hard Day’s Night en Help, en natuurlijk de berg non-fictie die reeds eerder over hem is verschenen, leert niet zo veel nieuws. Dat hij hyperintelligent was, zijn gevoelige natuur graag verborg achter botte grappen, en zich graag als volkser voordeed dan zijn achtergrond rechtvaardigde, was al genoegzaam bekend. En het lijkt nogal kort door de bocht (sorry, normaal zeg ik dat nooit) om zijn persoonlijkheid te verklaren uit de merkwaardige band met zijn moeder. Maar alleen al om de soundtrack en de gigs van The Quarrymen is de film een bezoek ruimschoots waard.
 
*****************************
De Leunstoel wordt uitgegeven door:
Het Genootschap De Leunstoel.
Word lid! Ga naar: www.deleunstoel.nl/colofon.php
© 2010 Hans Knegtmans
powered by CJ2