archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 18
Jaargang 6
27 augustus 2009
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
De Fatale Contrabas Katharina Kouwenhoven

0618VG Contrabas
Hoera, ik heb hem weer! De Fatale Contrabas. Wat heb ik hem al die jaren gemist!
Ik was een jaar of vijftien toen ik met mijn moeder de deal sloot, dat ik voortaan geen zakgeld meer hoefde, als ik jaarlijks kledinggeld zou krijgen. Dan was zij van mijn gezeur af over schoenen die ik absoluut moest hebben, maar die we niet konden betalen en ik kon qua kleren kopen wat ik wilde, ook als het om exemplaren ging waar mijn moeder van gruwde.
Dat jaarlijkse kledinggeld bedroeg 25 gulden (!) en dat was ook toen een belachelijk bedrag om gedurende een geheel jaar te kunnen voorzien in schoenen, broeken, kousen, een jas, muts, handschoenen, blouses en truien en wat je verder allemaal nodig hebt. Tot de afspraak behoorde wel, dat mijn moeder een winterjas financierde.
 
Gelukkig was ik erg bedreven met naald en draad. Met de oude handnaaimachine, die mijn ouders als huwelijkscadeau hadden gekregen, kon ik lezen en schrijven en Singerde ik van oude kleren van mijn moeder nieuwe creaties voor mijzelf. Haken en breien was ook geen probleem en om aan wol of katoen te komen werden oude truien uitgehaald of goedkope sajetwol gebruikt. Mijn kleren kostten dus niet veel en mijn moeder had ook nog gezorgd voor een degelijke voorraad ondergoed. De grootste kostenpost waren de schoenen en kousen, vooral die kousen, want die bleven maar ladderden en het repareren daarvan - wat toen nog kon - kostte ook geld.
Voor betaalbare schoenen bleken er heel wat winkels te bestaan in uithoeken van de stad; je kon ze in de uitverkoop kopen en natuurlijk tweedehands.
 
Wat ik echter vooral kocht van dat kleedgeld waren boeken en wel heel bepaald Prismaatjes. Van mijn eerse kleedgeld kocht ik zodoende Prisma 139: De Fatale Contrabas van de Engelse auteur F.V.Morley. Ik raakte verslingerd aan dat boekje, maar toch ben ik het kwijtgeraakt. En nu heb ik het weer, dankzij het onvolprezen Internet, waarop iemand het aanbood. Ik had het ooit aangeschaft voor ƒ 1,25 en kocht het nu vijftig jaar later opnieuw, weliswaar tweedehands, voor € 1,25. Deze symmetrie gaf me een goed gevoel.
De Fatale Contrabas had veel indruk op mij gemaakt, omdat het het eerste misdaadboek was dat ik las en ik in dat boek voor het eerst geconfronteerd werd met Engelse humor en met de gekte van Engelsen in het algemeen. Ik werd op slag verliefd op het Engelse platteland en zijn vreemde bewoners en de prettig gestoorde wijze waarop Engelsen met elkaar omgaan, maar had toen niet door dat dat veel te maken had met de tijd waarin het speelde, kort na de Tweede Wereldoorlog.
Toen ik het boekje weer in handen had gekregen, heb ik het direct herlezen. Ik wilde graag weten of mijn oorspronkelijke indrukken stand hielden. Misschien had ik er in mijn jeugdige naïviteit wel dingen in gelezen die er feitelijk helemaal niet in stonden.
 
Als misdaadroman bleek, na lezing van enkele honderden andere misdaadromans, De Fatale Contrabas een zeer atypisch boek. De hoofdpersoon is een wiskundige, die aan de rand van een plattelandsdorp een rustig gelegen bungalow huurt, om een verhandeling te schrijven over een wiskundig probleem. Hij is echter ook een oplichter in ruste, een geslaagde oplichter, die niettemin nu toch op zwart zaad zit. De misdaad die er gepleegd wordt is niet door hem gepleegd. Hij heeft het slachtoffer gevonden achter zijn huis, waar hij het voor lijk aantrof met zijn hoofd door een gat in een contrabas gestoken. Zodoende lijkt het dat hij door een klap met een contrabas om het leven gekomen is. De politie zit hier lelijk mee, want bij diverse proeven blijkt dat het onmogelijk is een gat in een contrabas te slaan door iemand er een klap mee op zijn hoofd te geven. Van het gevoelige instrument blijft bij een dergelijke handeling geen spaan heel. De oplossing van dit raadsel ligt voor de hand en niet alleen voor een wiskundige.
 
In het boek wordt door de wiskundige beschreven wat er aan dit misdrijf vooraf moet zijn gegaan. Hij blijkt in zijn achteraf straatje terecht gekomen te zijn tussen een bende oplichters, die de overige bungalows bewonen en waarvan de leidster probeert hem bij hun nieuwste con te betrekken. De wiskundige heeft echter niet alleen te maken met een variëteit aan bendeleden die hem van zijn werk houden, maar ook met de Geitendames, die een geitenboerderij houden om het dorp van geitenmelk te voorzien, want er is na WOII een chronisch tekort aan koemelk. Dit zijn twee typisch Engelse excentrieke dames, die natuurlijk ook geitenkaas karnen, er talloze katten op na houden en kniewarmers breien. Gelukkig zijn ze niet vies van een paar glaasjes vintage port of sterk belegen whiskey.
De Fatale Contrabas bleek minder humoristisch dan ik mij herinnerde, maar er zat nog ruim voldoende vermakelijke gekte en Engelse malligheid in, al kwam mij die nu natuurlijk wel bekend voor.
 
Hoewel dit een zeer geslaagd boekje is, heeft de auteur het bij één misdaadroman gelaten, in 1952 verschenen als Death in Dwelley Lane. Frank Vigor Morley (1899 - 1980) was zelf wiskundige, je zou haast zeggen: uiteraard. Met zijn vader, ook een wiskundige, schreef hij een boek over geometrie. En hij heeft een schaakboek geschreven, My One Contribution To Chess. Op naam van F.V.Morley staan echter nog meer boeken, reisboeken en boeken over literatuur. Het is echter onduidelijk of dit dezelfde Morley is. Wel staat er nog een boek: over de walvisjacht (!) op zijn naam. Morley verdiende zijn brood echter niet als schrijver, maar als uitgever.
Gelukkig heeft hij wel ooit besloten een misdaadroman te schrijven, waarschijnlijk vooral voor zijn eigen plezier. En gelukkig heeft uitgeverij Het Spectrum dit boekje Prisma-waardig gevonden. Zodoende konden wij er voor een habbekrats van genieten. Wat ben ik blij, dat ik het weer in mijn bezit heb!
 
****************************
Boekhandel Schimmelpennink aan de
Weteringschans in Amsterdam heeft een mooie website:


© 2009 Katharina Kouwenhoven meer Katharina Kouwenhoven - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
De Fatale Contrabas Katharina Kouwenhoven
0618VG Contrabas
Hoera, ik heb hem weer! De Fatale Contrabas. Wat heb ik hem al die jaren gemist!
Ik was een jaar of vijftien toen ik met mijn moeder de deal sloot, dat ik voortaan geen zakgeld meer hoefde, als ik jaarlijks kledinggeld zou krijgen. Dan was zij van mijn gezeur af over schoenen die ik absoluut moest hebben, maar die we niet konden betalen en ik kon qua kleren kopen wat ik wilde, ook als het om exemplaren ging waar mijn moeder van gruwde.
Dat jaarlijkse kledinggeld bedroeg 25 gulden (!) en dat was ook toen een belachelijk bedrag om gedurende een geheel jaar te kunnen voorzien in schoenen, broeken, kousen, een jas, muts, handschoenen, blouses en truien en wat je verder allemaal nodig hebt. Tot de afspraak behoorde wel, dat mijn moeder een winterjas financierde.
 
Gelukkig was ik erg bedreven met naald en draad. Met de oude handnaaimachine, die mijn ouders als huwelijkscadeau hadden gekregen, kon ik lezen en schrijven en Singerde ik van oude kleren van mijn moeder nieuwe creaties voor mijzelf. Haken en breien was ook geen probleem en om aan wol of katoen te komen werden oude truien uitgehaald of goedkope sajetwol gebruikt. Mijn kleren kostten dus niet veel en mijn moeder had ook nog gezorgd voor een degelijke voorraad ondergoed. De grootste kostenpost waren de schoenen en kousen, vooral die kousen, want die bleven maar ladderden en het repareren daarvan - wat toen nog kon - kostte ook geld.
Voor betaalbare schoenen bleken er heel wat winkels te bestaan in uithoeken van de stad; je kon ze in de uitverkoop kopen en natuurlijk tweedehands.
 
Wat ik echter vooral kocht van dat kleedgeld waren boeken en wel heel bepaald Prismaatjes. Van mijn eerse kleedgeld kocht ik zodoende Prisma 139: De Fatale Contrabas van de Engelse auteur F.V.Morley. Ik raakte verslingerd aan dat boekje, maar toch ben ik het kwijtgeraakt. En nu heb ik het weer, dankzij het onvolprezen Internet, waarop iemand het aanbood. Ik had het ooit aangeschaft voor ƒ 1,25 en kocht het nu vijftig jaar later opnieuw, weliswaar tweedehands, voor € 1,25. Deze symmetrie gaf me een goed gevoel.
De Fatale Contrabas had veel indruk op mij gemaakt, omdat het het eerste misdaadboek was dat ik las en ik in dat boek voor het eerst geconfronteerd werd met Engelse humor en met de gekte van Engelsen in het algemeen. Ik werd op slag verliefd op het Engelse platteland en zijn vreemde bewoners en de prettig gestoorde wijze waarop Engelsen met elkaar omgaan, maar had toen niet door dat dat veel te maken had met de tijd waarin het speelde, kort na de Tweede Wereldoorlog.
Toen ik het boekje weer in handen had gekregen, heb ik het direct herlezen. Ik wilde graag weten of mijn oorspronkelijke indrukken stand hielden. Misschien had ik er in mijn jeugdige naïviteit wel dingen in gelezen die er feitelijk helemaal niet in stonden.
 
Als misdaadroman bleek, na lezing van enkele honderden andere misdaadromans, De Fatale Contrabas een zeer atypisch boek. De hoofdpersoon is een wiskundige, die aan de rand van een plattelandsdorp een rustig gelegen bungalow huurt, om een verhandeling te schrijven over een wiskundig probleem. Hij is echter ook een oplichter in ruste, een geslaagde oplichter, die niettemin nu toch op zwart zaad zit. De misdaad die er gepleegd wordt is niet door hem gepleegd. Hij heeft het slachtoffer gevonden achter zijn huis, waar hij het voor lijk aantrof met zijn hoofd door een gat in een contrabas gestoken. Zodoende lijkt het dat hij door een klap met een contrabas om het leven gekomen is. De politie zit hier lelijk mee, want bij diverse proeven blijkt dat het onmogelijk is een gat in een contrabas te slaan door iemand er een klap mee op zijn hoofd te geven. Van het gevoelige instrument blijft bij een dergelijke handeling geen spaan heel. De oplossing van dit raadsel ligt voor de hand en niet alleen voor een wiskundige.
 
In het boek wordt door de wiskundige beschreven wat er aan dit misdrijf vooraf moet zijn gegaan. Hij blijkt in zijn achteraf straatje terecht gekomen te zijn tussen een bende oplichters, die de overige bungalows bewonen en waarvan de leidster probeert hem bij hun nieuwste con te betrekken. De wiskundige heeft echter niet alleen te maken met een variëteit aan bendeleden die hem van zijn werk houden, maar ook met de Geitendames, die een geitenboerderij houden om het dorp van geitenmelk te voorzien, want er is na WOII een chronisch tekort aan koemelk. Dit zijn twee typisch Engelse excentrieke dames, die natuurlijk ook geitenkaas karnen, er talloze katten op na houden en kniewarmers breien. Gelukkig zijn ze niet vies van een paar glaasjes vintage port of sterk belegen whiskey.
De Fatale Contrabas bleek minder humoristisch dan ik mij herinnerde, maar er zat nog ruim voldoende vermakelijke gekte en Engelse malligheid in, al kwam mij die nu natuurlijk wel bekend voor.
 
Hoewel dit een zeer geslaagd boekje is, heeft de auteur het bij één misdaadroman gelaten, in 1952 verschenen als Death in Dwelley Lane. Frank Vigor Morley (1899 - 1980) was zelf wiskundige, je zou haast zeggen: uiteraard. Met zijn vader, ook een wiskundige, schreef hij een boek over geometrie. En hij heeft een schaakboek geschreven, My One Contribution To Chess. Op naam van F.V.Morley staan echter nog meer boeken, reisboeken en boeken over literatuur. Het is echter onduidelijk of dit dezelfde Morley is. Wel staat er nog een boek: over de walvisjacht (!) op zijn naam. Morley verdiende zijn brood echter niet als schrijver, maar als uitgever.
Gelukkig heeft hij wel ooit besloten een misdaadroman te schrijven, waarschijnlijk vooral voor zijn eigen plezier. En gelukkig heeft uitgeverij Het Spectrum dit boekje Prisma-waardig gevonden. Zodoende konden wij er voor een habbekrats van genieten. Wat ben ik blij, dat ik het weer in mijn bezit heb!
 
****************************
Boekhandel Schimmelpennink aan de
Weteringschans in Amsterdam heeft een mooie website:
© 2009 Katharina Kouwenhoven
powered by CJ2