archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 15
Jaargang 6
28 mei 2009
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
De Reuzenkoeskoes Katharina Kouwenhoven

0615VG D7
Als ik het woord 'evolutietheorie' hoor moet ik altijd aan Karel van het Reve denken. Karel was in 1979 gewikkeld in een discussie over de evolutietheorie met Rudy Kousbroek, Maarten 't Hart en Dick Hillenius. In deze discussie bracht 't Hart de reuzenkoeskoes, de lezer natuurlijk wel bekend, als argument naar voren. Het ging over vliezen tussen de tenen, waar deze koeskoes al wel of nog niet mee kon vliegen.

De bijdragen van Karel van het Reve zijn iets bewerkt opgenomen in de bundel ‘Een dag uit het leven van de reuzenkoeskoes’*, die in november 1979 verschenen is. Karels problemen met de evolutietheorie vormen de opening van deze bundel, onder dezelfde titel.
Mijn dochter en ik hebben elkaar dit opstel herhaaldelijk voorgelezen en iedere keer biggelden ons de tranen over de wangen, van het lachen. De argumenten die Karel tegen de evolutietheorie naar voren brengt, hoor je wel vaker, behalve het laatste argument dat hij ontleent aan Nabokov. Dat had ik nog nooit eerder gehoord. Die bezwaren dragen niet echt bij aan de hilariteit. Wat alle schrijfsels van Van het Reve zo ongemeen geestig maakt zijn de voorbeelden waarmee hij op de proppen komt. En dat geldt ook hier.

Karel wijst terecht op het feit dat de evolutietheorie als theorie niet veel meer status heeft dan de psychoanalytische theorie van Freud, waar hij ook al niet veel brood in zag. Maar hij heeft natuurlijk ook niet veel meer status dan zijn concurrent, het creationisme. Het zijn alleen andere mensen die erin geloven. De evolutietheorie laat zich bevestigen noch ontkrachten. Je kunt ook zeggen dat hij altijd bevestigd wordt. Voorspellingen zijn er niet uit af te leiden, niet prospectief en ook niet retrospectief. Over wat het moet worden, noch over wat het geweest is laat zich iets zinnigs zeggen. Met wat door archeologen zo hapsnap wordt opgediept kun je alles bewijzen.

Natuurlijk komt ook het tautologische karakter van de theorie -met de grootste overlevingskansen heb je de grootste overlevingskans- aan de orde, maar het grootste probleem voor hem zijn de tussenfasen: 'die vleugels bieden voordeel want je kunt ermee vliegen, en dat is een handige wijze van verplaatsen. Maar voordat die vleugels vleugels waren, wat toen? Die vleugels, leert men ons, zijn niet ineens ontstaan, maar geleidelijk. Maar wat moet je met niet volgroeide vleugels, waar je niet mee vliegen kunt? Fladderen? Zwemmen? Zwaaien naar kennissen?'
De biologen antwoorden hierop natuurlijk dat ook die tussenstadia voordelen boden. Wat moeten ze anders zeggen.

Karel heeft ook moeite met het overleven van dieren die niet beschikken0615VG Reuzenkoeskoes over eigenschappen die andere dieren hebben ontwikkeld om te overleven en die dus feitelijk de strijd om het bestaan verloren zouden moeten hebben. Ik heb daar zelf ook altijd moeite mee, als ik zie dat er op dezelfde plek kraaiachtigen huizen waarvan de ene soort in paren leeft en de andere in kolonies. Het ontwikkelen van eigenschappen door een soort om in bepaalde omstandigheden te overleven betekent niet automatisch dat een soort zonder die eigenschappen uitsterft, want die kan weer over andere handige eigenschappen beschikken. Kortom, je wordt altijd plat geluld en van evolutionisten en creationisten valt geen discussie te winnen. Het verstand kan hier niet zegevieren.

Het meest geïnspireerd wordt Van het Reve door het fenomeen dat sommige dingen in de natuur zo zijn ontwikkeld dat ze aan het door de evolutionisten genoemde doel voorbijschieten. Volgens Nabokov heb je bijvoorbeeld vlinders die op andere insecten lijken. Die andere insecten worden door vogels niet opgegeten omdat ze zo vies smaken. Die vlinders ontlenen dus voordeel aan het lijken op die insecten. Maar die gelijkenis bereikt soms een artistieke perfectie die ver uitgaat boven iedere nuttigheid. En dan raakt Karel pas goed op dreef: 'Het is of je een vlinder hebt die zich vermomt als een weggegooid ulevellenpapiertje, zodat geen vogel hem op wil eten. Maar als je zo'n vlinder wat nauwkeuriger bekijkt zie je dat de gelijkenis met dat ulevelpapiertje zo ver gaat dat er op dat papiertje een duidelijk ulevellenrijmpje te lezen staat - terwijl die vogels analfabeet zijn.'
Maar nu het krankzinnigste voorbeeld: op legerplaatsen bevinden zich honden die op de konijnen jagen die daar omheen leven. Er is echter één moment waarop de honden al hun gedoe staken en in de houding gaan staan, namelijk als het Wilhelmus wordt aangeheven. Het duurde vele miljoenen jaren, maar er ontwikkelde zich een konijnenvariant die wanneer er een hond in de buurt was het Wilhelmus begon te zingen. 'Maar hoe verklaren de evolutionisten, dat er onder de zingende konijnen exemplaren worden aangetroffen die alle coupletten van het Wilhelmus kunnen zingen, terwijl er op die legerplaatsen nooit meer dan twee ten gehore worden gebracht?'
I rest my case.

Karel van het Reve (1979). Een dag uit het leven van de reuzenkoeskoes. Amsterdam: G.A. van Oorschot.
 
*****************************************
Boekhandel van Rossum is gevestigd aan de
Beethovenstraat 32 in Amsterdam.
Ga voor informatie naar www.boekhandelvanrossum.nl


© 2009 Katharina Kouwenhoven meer Katharina Kouwenhoven - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
De Reuzenkoeskoes Katharina Kouwenhoven
0615VG D7
Als ik het woord 'evolutietheorie' hoor moet ik altijd aan Karel van het Reve denken. Karel was in 1979 gewikkeld in een discussie over de evolutietheorie met Rudy Kousbroek, Maarten 't Hart en Dick Hillenius. In deze discussie bracht 't Hart de reuzenkoeskoes, de lezer natuurlijk wel bekend, als argument naar voren. Het ging over vliezen tussen de tenen, waar deze koeskoes al wel of nog niet mee kon vliegen.

De bijdragen van Karel van het Reve zijn iets bewerkt opgenomen in de bundel ‘Een dag uit het leven van de reuzenkoeskoes’*, die in november 1979 verschenen is. Karels problemen met de evolutietheorie vormen de opening van deze bundel, onder dezelfde titel.
Mijn dochter en ik hebben elkaar dit opstel herhaaldelijk voorgelezen en iedere keer biggelden ons de tranen over de wangen, van het lachen. De argumenten die Karel tegen de evolutietheorie naar voren brengt, hoor je wel vaker, behalve het laatste argument dat hij ontleent aan Nabokov. Dat had ik nog nooit eerder gehoord. Die bezwaren dragen niet echt bij aan de hilariteit. Wat alle schrijfsels van Van het Reve zo ongemeen geestig maakt zijn de voorbeelden waarmee hij op de proppen komt. En dat geldt ook hier.

Karel wijst terecht op het feit dat de evolutietheorie als theorie niet veel meer status heeft dan de psychoanalytische theorie van Freud, waar hij ook al niet veel brood in zag. Maar hij heeft natuurlijk ook niet veel meer status dan zijn concurrent, het creationisme. Het zijn alleen andere mensen die erin geloven. De evolutietheorie laat zich bevestigen noch ontkrachten. Je kunt ook zeggen dat hij altijd bevestigd wordt. Voorspellingen zijn er niet uit af te leiden, niet prospectief en ook niet retrospectief. Over wat het moet worden, noch over wat het geweest is laat zich iets zinnigs zeggen. Met wat door archeologen zo hapsnap wordt opgediept kun je alles bewijzen.

Natuurlijk komt ook het tautologische karakter van de theorie -met de grootste overlevingskansen heb je de grootste overlevingskans- aan de orde, maar het grootste probleem voor hem zijn de tussenfasen: 'die vleugels bieden voordeel want je kunt ermee vliegen, en dat is een handige wijze van verplaatsen. Maar voordat die vleugels vleugels waren, wat toen? Die vleugels, leert men ons, zijn niet ineens ontstaan, maar geleidelijk. Maar wat moet je met niet volgroeide vleugels, waar je niet mee vliegen kunt? Fladderen? Zwemmen? Zwaaien naar kennissen?'
De biologen antwoorden hierop natuurlijk dat ook die tussenstadia voordelen boden. Wat moeten ze anders zeggen.

Karel heeft ook moeite met het overleven van dieren die niet beschikken0615VG Reuzenkoeskoes over eigenschappen die andere dieren hebben ontwikkeld om te overleven en die dus feitelijk de strijd om het bestaan verloren zouden moeten hebben. Ik heb daar zelf ook altijd moeite mee, als ik zie dat er op dezelfde plek kraaiachtigen huizen waarvan de ene soort in paren leeft en de andere in kolonies. Het ontwikkelen van eigenschappen door een soort om in bepaalde omstandigheden te overleven betekent niet automatisch dat een soort zonder die eigenschappen uitsterft, want die kan weer over andere handige eigenschappen beschikken. Kortom, je wordt altijd plat geluld en van evolutionisten en creationisten valt geen discussie te winnen. Het verstand kan hier niet zegevieren.

Het meest geïnspireerd wordt Van het Reve door het fenomeen dat sommige dingen in de natuur zo zijn ontwikkeld dat ze aan het door de evolutionisten genoemde doel voorbijschieten. Volgens Nabokov heb je bijvoorbeeld vlinders die op andere insecten lijken. Die andere insecten worden door vogels niet opgegeten omdat ze zo vies smaken. Die vlinders ontlenen dus voordeel aan het lijken op die insecten. Maar die gelijkenis bereikt soms een artistieke perfectie die ver uitgaat boven iedere nuttigheid. En dan raakt Karel pas goed op dreef: 'Het is of je een vlinder hebt die zich vermomt als een weggegooid ulevellenpapiertje, zodat geen vogel hem op wil eten. Maar als je zo'n vlinder wat nauwkeuriger bekijkt zie je dat de gelijkenis met dat ulevelpapiertje zo ver gaat dat er op dat papiertje een duidelijk ulevellenrijmpje te lezen staat - terwijl die vogels analfabeet zijn.'
Maar nu het krankzinnigste voorbeeld: op legerplaatsen bevinden zich honden die op de konijnen jagen die daar omheen leven. Er is echter één moment waarop de honden al hun gedoe staken en in de houding gaan staan, namelijk als het Wilhelmus wordt aangeheven. Het duurde vele miljoenen jaren, maar er ontwikkelde zich een konijnenvariant die wanneer er een hond in de buurt was het Wilhelmus begon te zingen. 'Maar hoe verklaren de evolutionisten, dat er onder de zingende konijnen exemplaren worden aangetroffen die alle coupletten van het Wilhelmus kunnen zingen, terwijl er op die legerplaatsen nooit meer dan twee ten gehore worden gebracht?'
I rest my case.

Karel van het Reve (1979). Een dag uit het leven van de reuzenkoeskoes. Amsterdam: G.A. van Oorschot.
 
*****************************************
Boekhandel van Rossum is gevestigd aan de
Beethovenstraat 32 in Amsterdam.
Ga voor informatie naar www.boekhandelvanrossum.nl
© 2009 Katharina Kouwenhoven
powered by CJ2