archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 8
Jaargang 1
12 februari 2004
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Kaapse pracht Henk Bergman

0108 Kaapse prachtVorige maand was ik acht dagen in Kaapstad en omgeving. Echte Zuid-Afrikaliefhebbers (ik ken er nogal wat) hadden me voor gek verklaard om mijn bezoek aan hun favoriete vakantieland tot iets meer dan een week te beperken, maar allerlei verplichtingen (werken en zo) stonden een langer verblijf in de weg. Eerlijk gezegd had Zuid-Afrika me nooit bijzonder getrokken. De voorpret die je gewoonlijk hebt bij de gedachte aan een verre reis naar een mooi land, werd iets te veel getemperd door de aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid binnen een halve dag na aankomst beroofd te worden van al je dierbare goederen, inclusief de vanuit overlevingsstandpunt gezien zo broodnodige plastic money. Onzin, zeiden degenen die er vaker geweest waren. Natuurlijk, je moet goed opletten. Maar speciaal Kaapstad is – zeker overdag – echt veilig. Mede op grond van die laatste verzekering liet ik me overhalen. En dus liep ik opeens – tienduizend kilometer van huis – in de Brandweerstraat, reed ik in een taxi over de Heerengracht, zag ik tot mijn geruststelling op de rekening van het restaurant staan dat “de BTW is ingesluit”, las ik op het uithangbord van een slager de prettige mededeling “Ons verkoop vleis wat jou sak pas” en werd ik in de bus aangemoedigd om in geval van gevaar “die ruit eruit te stampen”. In acht dagen overkwam me overigens niets vervelends.

Had ik tot voor kort dus nooit een voet op Zuid-Afrikaanse bodem gezet, ook ‘s lands literatuur was terra incognita voor me. Ik kende de namen van schrijvers als Nadine Gordimer, Alan Paton, André Brink, Breyten Breytenbach en J.M. Coetzee, had wel eens wat over ze gelezen, maar hun boeken had ik nooit ter hand genomen. Waarom niet? Ik weet het echt niet. Er waren gewoon altijd andere boeken die om duizendenéén redenen voorrang kregen. Daar moest – met het bezoek aan Kaapstad in het verschiet – natuurlijk verandering in komen. Wat was de beste aanpak? Van een paar schrijvers één boek lezen? Dat lag voor de hand. Maar ik deed het anders. Ik besloot om me in de korte tijd die ik had op één auteur te concentreren. De keus viel op J.M. Coetzee, aan wie nog maar zo kort geleden de Nobelprijs voor literatuur was toegekend. In een tv-uitzending naar aanleiding daarvan prees een aantal Nederlandse schrijvers hem onvoorwaardelijk aan. Nelleke Noordervliet zei onder meer dat ze geen beter stilist dan Coetzee kende. Elk woord paste precies op z’n plaats – en dat hield hij een boek lang vol.

Voordat ik vertrok las ik Wachten op de barbaren, IJzertijd en Portret van een jongeman. Het met de Bookerprijs bekroonde In ongenade (Disgrace) kon ik in Nederland niet zo gauw te pakken krijgen en ik besloot het in Kaapstad te kopen. Dat lukte, maar om nu te zeggen dat J.M. Coetzee het uithangbord van de Zuid-Afrikaanse literatuur is – nee. Toen ik in een grote boekhandel in het centrum van Kaapstad naar zijn boeken vroeg, moest de verkoper even nadenken. O ja, Coetzee! Hij bracht me naar één van de vele boekenkasten, waar op een plank onderin welgeteld één exemplaar van vier van zijn boeken stond (Disgrace was er één van). Geen enkele verwijzing of aankondiging maakte duidelijk dat hier werk voorradig was van degene aan wie een maand eerder de Nobelprijs was uitgereikt. Als ik die ervaring enkele dagen later aan een zwarte Zuid-Afrikaan vertel – een lokaal bekend ANC-politicus; hoe ik die ontmoette doet er nu even niet toe, hoewel het op zich een aardig verhaal is – toont die zich niet verbaasd. Coetzee is bij de zwarte bevolking – voorzover al bekend – niet erg gewild, zegt hij. Te veel een Boer en te veel een Engelsman. Bovendien is hij na zijn verhuizing naar Australië vrijwel nooit meer in Kaapstad en dat draagt ook niet bij aan zijn populariteit. Op mijn vraag of hij zelf wat van Coetzee heeft gelezen schudt hij zijn hoofd. Wel van Breytenbach, blijkt in het verdere gesprek.

Drie van de vier boeken van Coetzee die ik las gaan over Zuid-Afrika ten tijde van de Apartheid. Alleen in Wachten op de barbaren komt geen enkele plaats- en tijdsaanwijzing voor en blijft het bij ‘het Rijk’ (de thematiek is niettemin nauw verwant). In ongenade sprak me het meest aan. Het verhaal gaat over David Lurie, een gedesillusioneerd academicus, die communicatieleer doceert aan de Kaapse Technische Hogeschool. Eens hoogleraar, nu wetenschappelijk hoofdmedewerker, zoekt hij zijn troost in de wereld van de literatuur – in het bijzonder bij de romantici. Hij begint een verhouding met een studente, maar komt van een koude kermis thuis als een van haar vriendjes daar achter komt. Er volgt een klacht, hij moet voor een universitaire onderzoekscommissie verschijnen en erkent schuld. Maar dat blijkt niet genoeg: er wordt verwacht dat hij een publieke verklaring aflegt dat hij de mensenrechten van de studente ernstig heeft geschaad en elke passende sanctie accepteert. Dat gaat hem te ver. Hij verlaat Kaapstad en trekt tijdelijk in bij zijn dochter Lucy, die op een afgelegen boerderij woont. Daar maakt hij een afschuwelijke gebeurtenis mee: drie zwarten verkrachten Lucy (ze blijkt later nog zwanger ook) en proberen hem in brand te steken (waaraan hij lichte verwondingen overhoudt). Vader en dochter reageren totaal verschillend op dit trauma. David wil de verkrachters aanklagen en laten veroordelen; Lucy weet dat zoiets in het Zuid-Afrika van dat moment – waar de blanken hun macht hebben verloren – onmogelijk is. Ze wil ook haar boerderij niet opgeven. David moet tot zijn ontzetting constateren dat zijn dochter geen gebruik wil maken van de bescherming die hij haar aanbiedt. Na in ongenade te zijn gevallen als academicus treft hem ook die schande.

Hoewel iets gecompliceerder dan ik hier weergeef, is Disgrace in de kern een eenvoudig verhaal. Voor mij is eigenlijk niet David de hoofdpersoon, maar Lucy. De allesoverheersende vraag is waarom ze zo passief blijft na wat haar is overkomen. Denkt ze zo te kunnen overleven? Waarschijnlijk, maar haar vader – en ik als lezer – kunnen dat niet begrijpen, evenmin als we ons de haat kunnen voorstellen die de zwarte verkrachters motiveerde om te doen wat ze deden. En natuurlijk hebben we ook geen vrede met het feit dat ze zich – als ze al gepakt worden – alleen hoeven te verantwoorden voor diefstal, want Lucy heeft de verkrachtingen verzwegen toen de politie kwam en ze haar verhaal moest vertellen. Vooral het onbegrip tussen vader en dochter trof me. David probeert het keer op keer, maar kennelijk met de verkeerde – in mijn ogen overigens redelijke – argumenten. Lucy beschouwt het gebeurde echter als een privé-zaak, waarmee haar vader eigenlijk niets te maken heeft.

Het is een genot om Coetzee te lezen. Inderdaad een prachtig stilist, die geen woord te veel gebruikt. Aangenaam vind ik dat hij in de derde persoon schrijft – ook in het autobiografische Portret van een jongeman, dat over zijn jaren in Londen gaat. Gelukkig heeft hij nog meer romans geschreven dan de vier die ik heb gelezen. En natuurlijk ben ik nu ook nieuwsgierig naar die andere Zuid-Afrikanen. Intuïtief weet ik dat André Brink mijn volgende ontdekking wordt.

© 2004 Henk Bergman meer Henk Bergman - meer "De wereldliteratuur roept"
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Kaapse pracht Henk Bergman
0108 Kaapse prachtVorige maand was ik acht dagen in Kaapstad en omgeving. Echte Zuid-Afrikaliefhebbers (ik ken er nogal wat) hadden me voor gek verklaard om mijn bezoek aan hun favoriete vakantieland tot iets meer dan een week te beperken, maar allerlei verplichtingen (werken en zo) stonden een langer verblijf in de weg. Eerlijk gezegd had Zuid-Afrika me nooit bijzonder getrokken. De voorpret die je gewoonlijk hebt bij de gedachte aan een verre reis naar een mooi land, werd iets te veel getemperd door de aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid binnen een halve dag na aankomst beroofd te worden van al je dierbare goederen, inclusief de vanuit overlevingsstandpunt gezien zo broodnodige plastic money. Onzin, zeiden degenen die er vaker geweest waren. Natuurlijk, je moet goed opletten. Maar speciaal Kaapstad is – zeker overdag – echt veilig. Mede op grond van die laatste verzekering liet ik me overhalen. En dus liep ik opeens – tienduizend kilometer van huis – in de Brandweerstraat, reed ik in een taxi over de Heerengracht, zag ik tot mijn geruststelling op de rekening van het restaurant staan dat “de BTW is ingesluit”, las ik op het uithangbord van een slager de prettige mededeling “Ons verkoop vleis wat jou sak pas” en werd ik in de bus aangemoedigd om in geval van gevaar “die ruit eruit te stampen”. In acht dagen overkwam me overigens niets vervelends.

Had ik tot voor kort dus nooit een voet op Zuid-Afrikaanse bodem gezet, ook ‘s lands literatuur was terra incognita voor me. Ik kende de namen van schrijvers als Nadine Gordimer, Alan Paton, André Brink, Breyten Breytenbach en J.M. Coetzee, had wel eens wat over ze gelezen, maar hun boeken had ik nooit ter hand genomen. Waarom niet? Ik weet het echt niet. Er waren gewoon altijd andere boeken die om duizendenéén redenen voorrang kregen. Daar moest – met het bezoek aan Kaapstad in het verschiet – natuurlijk verandering in komen. Wat was de beste aanpak? Van een paar schrijvers één boek lezen? Dat lag voor de hand. Maar ik deed het anders. Ik besloot om me in de korte tijd die ik had op één auteur te concentreren. De keus viel op J.M. Coetzee, aan wie nog maar zo kort geleden de Nobelprijs voor literatuur was toegekend. In een tv-uitzending naar aanleiding daarvan prees een aantal Nederlandse schrijvers hem onvoorwaardelijk aan. Nelleke Noordervliet zei onder meer dat ze geen beter stilist dan Coetzee kende. Elk woord paste precies op z’n plaats – en dat hield hij een boek lang vol.

Voordat ik vertrok las ik Wachten op de barbaren, IJzertijd en Portret van een jongeman. Het met de Bookerprijs bekroonde In ongenade (Disgrace) kon ik in Nederland niet zo gauw te pakken krijgen en ik besloot het in Kaapstad te kopen. Dat lukte, maar om nu te zeggen dat J.M. Coetzee het uithangbord van de Zuid-Afrikaanse literatuur is – nee. Toen ik in een grote boekhandel in het centrum van Kaapstad naar zijn boeken vroeg, moest de verkoper even nadenken. O ja, Coetzee! Hij bracht me naar één van de vele boekenkasten, waar op een plank onderin welgeteld één exemplaar van vier van zijn boeken stond (Disgrace was er één van). Geen enkele verwijzing of aankondiging maakte duidelijk dat hier werk voorradig was van degene aan wie een maand eerder de Nobelprijs was uitgereikt. Als ik die ervaring enkele dagen later aan een zwarte Zuid-Afrikaan vertel – een lokaal bekend ANC-politicus; hoe ik die ontmoette doet er nu even niet toe, hoewel het op zich een aardig verhaal is – toont die zich niet verbaasd. Coetzee is bij de zwarte bevolking – voorzover al bekend – niet erg gewild, zegt hij. Te veel een Boer en te veel een Engelsman. Bovendien is hij na zijn verhuizing naar Australië vrijwel nooit meer in Kaapstad en dat draagt ook niet bij aan zijn populariteit. Op mijn vraag of hij zelf wat van Coetzee heeft gelezen schudt hij zijn hoofd. Wel van Breytenbach, blijkt in het verdere gesprek.

Drie van de vier boeken van Coetzee die ik las gaan over Zuid-Afrika ten tijde van de Apartheid. Alleen in Wachten op de barbaren komt geen enkele plaats- en tijdsaanwijzing voor en blijft het bij ‘het Rijk’ (de thematiek is niettemin nauw verwant). In ongenade sprak me het meest aan. Het verhaal gaat over David Lurie, een gedesillusioneerd academicus, die communicatieleer doceert aan de Kaapse Technische Hogeschool. Eens hoogleraar, nu wetenschappelijk hoofdmedewerker, zoekt hij zijn troost in de wereld van de literatuur – in het bijzonder bij de romantici. Hij begint een verhouding met een studente, maar komt van een koude kermis thuis als een van haar vriendjes daar achter komt. Er volgt een klacht, hij moet voor een universitaire onderzoekscommissie verschijnen en erkent schuld. Maar dat blijkt niet genoeg: er wordt verwacht dat hij een publieke verklaring aflegt dat hij de mensenrechten van de studente ernstig heeft geschaad en elke passende sanctie accepteert. Dat gaat hem te ver. Hij verlaat Kaapstad en trekt tijdelijk in bij zijn dochter Lucy, die op een afgelegen boerderij woont. Daar maakt hij een afschuwelijke gebeurtenis mee: drie zwarten verkrachten Lucy (ze blijkt later nog zwanger ook) en proberen hem in brand te steken (waaraan hij lichte verwondingen overhoudt). Vader en dochter reageren totaal verschillend op dit trauma. David wil de verkrachters aanklagen en laten veroordelen; Lucy weet dat zoiets in het Zuid-Afrika van dat moment – waar de blanken hun macht hebben verloren – onmogelijk is. Ze wil ook haar boerderij niet opgeven. David moet tot zijn ontzetting constateren dat zijn dochter geen gebruik wil maken van de bescherming die hij haar aanbiedt. Na in ongenade te zijn gevallen als academicus treft hem ook die schande.

Hoewel iets gecompliceerder dan ik hier weergeef, is Disgrace in de kern een eenvoudig verhaal. Voor mij is eigenlijk niet David de hoofdpersoon, maar Lucy. De allesoverheersende vraag is waarom ze zo passief blijft na wat haar is overkomen. Denkt ze zo te kunnen overleven? Waarschijnlijk, maar haar vader – en ik als lezer – kunnen dat niet begrijpen, evenmin als we ons de haat kunnen voorstellen die de zwarte verkrachters motiveerde om te doen wat ze deden. En natuurlijk hebben we ook geen vrede met het feit dat ze zich – als ze al gepakt worden – alleen hoeven te verantwoorden voor diefstal, want Lucy heeft de verkrachtingen verzwegen toen de politie kwam en ze haar verhaal moest vertellen. Vooral het onbegrip tussen vader en dochter trof me. David probeert het keer op keer, maar kennelijk met de verkeerde – in mijn ogen overigens redelijke – argumenten. Lucy beschouwt het gebeurde echter als een privé-zaak, waarmee haar vader eigenlijk niets te maken heeft.

Het is een genot om Coetzee te lezen. Inderdaad een prachtig stilist, die geen woord te veel gebruikt. Aangenaam vind ik dat hij in de derde persoon schrijft – ook in het autobiografische Portret van een jongeman, dat over zijn jaren in Londen gaat. Gelukkig heeft hij nog meer romans geschreven dan de vier die ik heb gelezen. En natuurlijk ben ik nu ook nieuwsgierig naar die andere Zuid-Afrikanen. Intuïtief weet ik dat André Brink mijn volgende ontdekking wordt.
© 2004 Henk Bergman
powered by CJ2