archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 10
Jaargang 6
12 maart 2009
Beschouwingen > In de polder delen printen terug
Taalwee Carlo van Praag

0610BS Taalwee
Ik klauter even uit mijn polder omhoog om mij aan de Nederlandse taal te wijden, een onderwerp dat bij gewoonterecht eigenlijk aan collega Gerbrand Muller toevalt. Ik heb zijn toestemming.

Wij zijn getuige van taalverval. Zo doen althans de veranderingen die elke gesproken taal nu eenmaal ondergaat, zich aan ons voor. De verwerving van een taal, met inbegrip van grammaticale regels, zinsbouw en correcte spelling, is een investering. In een maatschappij als de onze is daarvoor langdurig schoolbezoek nodig en als de daar opgedane kennis door toedoen van een volgende generatie devalueert, doet dat pijn. Als de zin ‘Jan is groter dan Piet’ geen officiële voorkeur meer krijgt boven ‘Jan is groter als Piet’ is dat onaangenaam voor de mensen die anders geleerd hebben. Dit zinnetje wordt overigens vaak gebruikt om de willekeur van de taalregels mee te illustreren. Er is geen hogere logica waaruit zou kunnen worden afgeleid dat bij het gebruik van de vergrotende trap het woord ‘dan’ beter is dan het woord ‘als’. De regel is niet meer dan een tijdgebonden afspraak. En waarom zou die geen plaats kunnen maken voor een andere afspraak? Een taal is een instrument voor de communicatie tussen mensen, geen museaal object. Tot zover de relativering. Nu de pijn!

Vanuit het oogpunt van de conservatief viert de taalzonde hoogtij. De mensen kunnen niet meer spellen, de kromme zinnen vliegen je om de oren, en mooie oude gezegden met naamvallen erin worden vervangen door moderne pronkstukken van het type ‘dat is mij wat kort door de bocht’. ‘Hij heeft een kort lontje’ vind ik nog wel aardig.

Die spelling loopt het meest in het oog. Eigenlijk weet ik niet eens zo zeker of de mensen slechter spellen dan in het verleden. Het was, denk ik, nooit geweldig, maar het viel minder op, omdat het grootste deel van de bevolking zich hield bij boodschappenlijstjes en brieven in beperkte kring, terwijl nu iedereen zich via het internet tot de wereld richt. Maar gezien de enorme uitbreiding van het onderwijs zou er vooruitgang hebben moeten plaatsvinden en daar bespeur ik niets van. Dat kan ook bijna niet als de Pabo-docenten de schrijftaal al niet meer goed beheersen.

Wij lezen nu ongeveer even vaak ‘het gebeurd’ als ‘het gebeurt’ en ‘het is gebeurt’ is even populair als het correcte equivalent. En dan heb ik het niet over de spelling van glazenwassers of parkeerwachters, maar over die van studenten aan de universiteit. Kranten zijn voor dit soort fouten nog te professioneel, maar ze schrijven wel ‘ondanks dat het weer tegenzat, was de sfeer prima’. Misschien valt het u al niet meer op, maar het is wel fout. Hoe lang nog?
En, ook volstrekt courant: ‘de familie heeft elkaar al jaren niet meer gezien’, terwijl elkaar alleen maar past bij een meervoudig onderwerp. Nog zo één: ‘De ploeg heeft intussen een nieuwe trainer, maar of die hun van degradatie zal redden, is de vraag’. De ploeg is vrouwelijk enkelvoud en de trainer zal er dus wellicht niet in slagen haar van degradatie te redden. Trouwens, als je denkt dat ploeg een meervoudig begrip is, zou je bij het lijdend voorwerp moeten kiezen voor ‘hen’ in plaats van ‘hun’. Maar het Nederlands heeft zich in de loop der eeuwen vrijwel ontdaan van zijn naamvallen en de restanten die het daarvan nog bevat, vormen moeilijke kost. Voornoemde fouten zijn, ook in onze beste kranten, normaal en wie weet, misschien al informeel toegestaan. Formeel nog niet, dacht ik, evenmin als ‘Nederland en haar bevolking’ en ‘de kerk en zijn dienaren’ om maar niet te spreken van ‘de vrouwen wiens toetreding tot de arbeidsmarkt nog steeds niet wil vlotten’.

Er zit een systematiek in deze fouten. Zij getuigen bijna allemaal van een tekort aan grammaticaal besef. Het geslacht van woorden is niet meer bekend, er heerst, althans in werkwoordsvormen, onzekerheid over enkel- en meervoud, en over het gebruik van d’s, t’s, dt’s, tt’s en dd’s die (hierin bestaat wel een hogere logica) uit de vervoeging van het werkwoord volgen. Maar ja, we hebben hier te maken met schoolse kennis die geen plaats meer heeft in het moderne onderwijs. Kinderen gaan school om niet nader omschreven ‘competenties te verwerven’, niet om gedoceerd te worden. Deze ontwikkeling kun je sociologisch duiden, hetgeen ik hier zal nalaten.

Daarnaast zijn er ook zuiver linguïstische factoren in het geding.
Het Nederlands worstelt met enkele structurele problemen. De taal kent drie geslachten, maar twee daarvan dragen hetzelfde lidwoord. Tussen mannelijk en vrouwelijk bestaat op dit punt geen onderscheid, zodat de spreektaal niet, zoals in het Duits, de sleutel biedt tot het vaststellen van het geslacht. Dat lijdt tot onzekerheid en willekeur bij betrekkelijke voornaamwoorden, zoals in ‘dit apparaat welke garant staat voor jarenlang onbeperkt kijkgenot’ en ‘de dame wiens tasje werd geroofd’…..enz. Hier weet ik zelf nog de juiste keuze te maken, maar bij tal van andere woorden zou ik het geslacht moeten opzoeken.
Verder is de verbinding van woorden in samenstellingen een structureel probleem. Zelfs een eenvoudig woord als vrijetijdsbesteding (vrije tijdsbesteding/vrije-tijdsbesteding/vrijetijds-besteding?) stelt de schrijver voor een dilemma. Deze kwestie doet, samen met de door spellingscommissies herhaaldelijk gewijzigde voorschriften voor de spelling van vreemde woorden, de meest geletterde landgenoten struikelen en vormt daarmee de triomf van het Groot dictee der Nederlandse taal. Ik tast hier ook in het duister en voel geen lust meer mijn kennis bij te spijkeren. In 1989 heb ik nog proberen te begrijpen, waarom je in het woord produktiefactor produktie met een k en factor met een c moest schrijven, maar ik ben het inmiddels vergeten. Ik merk trouwens dat de, in de tekstverwerker ingebouwde, spellingscorrector met deze schrijfwijze geen genoegen meer neemt. Het zal mij worst wezen. Zo’n taalpurist ben ik dus ook niet en het winnen van het Groot dictee der Nederlandse taal is, wat mij betreft, niet verdienstelijker dan een kampioenschap paalzitten.

Als dit mijn afstudeerscriptie was geweest, had ik nu mijn tekst afgesloten met: ‘Samenvattend kan worden gesteld dat ……etc’. Niet mooi! Bovendien fout! Toch struikel je over deze verkeerde beknopte bijzinnen, ook in de NRC, zoals in de aflevering van 15 februari jl. waarin verslag wordt gedaan van een poolreis. ‘De reis werd af en toe onderbroken om te vissen of op kariboe te jagen’. Er wordt niet vermeld of de reis veel gevangen, dan wel geschoten heeft.
 
************************************************************
De Leunstoel zoekt twee mensen die het leuk vinden om te tekenen
en die bereid zijn om 2 à 3 illustraties per aflevering te maken.
Neem contact met ons op via de Nieuwsbriefknop bovenaan de inhoudsopgave.


© 2009 Carlo van Praag meer Carlo van Praag - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
Taalwee Carlo van Praag
0610BS Taalwee
Ik klauter even uit mijn polder omhoog om mij aan de Nederlandse taal te wijden, een onderwerp dat bij gewoonterecht eigenlijk aan collega Gerbrand Muller toevalt. Ik heb zijn toestemming.

Wij zijn getuige van taalverval. Zo doen althans de veranderingen die elke gesproken taal nu eenmaal ondergaat, zich aan ons voor. De verwerving van een taal, met inbegrip van grammaticale regels, zinsbouw en correcte spelling, is een investering. In een maatschappij als de onze is daarvoor langdurig schoolbezoek nodig en als de daar opgedane kennis door toedoen van een volgende generatie devalueert, doet dat pijn. Als de zin ‘Jan is groter dan Piet’ geen officiële voorkeur meer krijgt boven ‘Jan is groter als Piet’ is dat onaangenaam voor de mensen die anders geleerd hebben. Dit zinnetje wordt overigens vaak gebruikt om de willekeur van de taalregels mee te illustreren. Er is geen hogere logica waaruit zou kunnen worden afgeleid dat bij het gebruik van de vergrotende trap het woord ‘dan’ beter is dan het woord ‘als’. De regel is niet meer dan een tijdgebonden afspraak. En waarom zou die geen plaats kunnen maken voor een andere afspraak? Een taal is een instrument voor de communicatie tussen mensen, geen museaal object. Tot zover de relativering. Nu de pijn!

Vanuit het oogpunt van de conservatief viert de taalzonde hoogtij. De mensen kunnen niet meer spellen, de kromme zinnen vliegen je om de oren, en mooie oude gezegden met naamvallen erin worden vervangen door moderne pronkstukken van het type ‘dat is mij wat kort door de bocht’. ‘Hij heeft een kort lontje’ vind ik nog wel aardig.

Die spelling loopt het meest in het oog. Eigenlijk weet ik niet eens zo zeker of de mensen slechter spellen dan in het verleden. Het was, denk ik, nooit geweldig, maar het viel minder op, omdat het grootste deel van de bevolking zich hield bij boodschappenlijstjes en brieven in beperkte kring, terwijl nu iedereen zich via het internet tot de wereld richt. Maar gezien de enorme uitbreiding van het onderwijs zou er vooruitgang hebben moeten plaatsvinden en daar bespeur ik niets van. Dat kan ook bijna niet als de Pabo-docenten de schrijftaal al niet meer goed beheersen.

Wij lezen nu ongeveer even vaak ‘het gebeurd’ als ‘het gebeurt’ en ‘het is gebeurt’ is even populair als het correcte equivalent. En dan heb ik het niet over de spelling van glazenwassers of parkeerwachters, maar over die van studenten aan de universiteit. Kranten zijn voor dit soort fouten nog te professioneel, maar ze schrijven wel ‘ondanks dat het weer tegenzat, was de sfeer prima’. Misschien valt het u al niet meer op, maar het is wel fout. Hoe lang nog?
En, ook volstrekt courant: ‘de familie heeft elkaar al jaren niet meer gezien’, terwijl elkaar alleen maar past bij een meervoudig onderwerp. Nog zo één: ‘De ploeg heeft intussen een nieuwe trainer, maar of die hun van degradatie zal redden, is de vraag’. De ploeg is vrouwelijk enkelvoud en de trainer zal er dus wellicht niet in slagen haar van degradatie te redden. Trouwens, als je denkt dat ploeg een meervoudig begrip is, zou je bij het lijdend voorwerp moeten kiezen voor ‘hen’ in plaats van ‘hun’. Maar het Nederlands heeft zich in de loop der eeuwen vrijwel ontdaan van zijn naamvallen en de restanten die het daarvan nog bevat, vormen moeilijke kost. Voornoemde fouten zijn, ook in onze beste kranten, normaal en wie weet, misschien al informeel toegestaan. Formeel nog niet, dacht ik, evenmin als ‘Nederland en haar bevolking’ en ‘de kerk en zijn dienaren’ om maar niet te spreken van ‘de vrouwen wiens toetreding tot de arbeidsmarkt nog steeds niet wil vlotten’.

Er zit een systematiek in deze fouten. Zij getuigen bijna allemaal van een tekort aan grammaticaal besef. Het geslacht van woorden is niet meer bekend, er heerst, althans in werkwoordsvormen, onzekerheid over enkel- en meervoud, en over het gebruik van d’s, t’s, dt’s, tt’s en dd’s die (hierin bestaat wel een hogere logica) uit de vervoeging van het werkwoord volgen. Maar ja, we hebben hier te maken met schoolse kennis die geen plaats meer heeft in het moderne onderwijs. Kinderen gaan school om niet nader omschreven ‘competenties te verwerven’, niet om gedoceerd te worden. Deze ontwikkeling kun je sociologisch duiden, hetgeen ik hier zal nalaten.

Daarnaast zijn er ook zuiver linguïstische factoren in het geding.
Het Nederlands worstelt met enkele structurele problemen. De taal kent drie geslachten, maar twee daarvan dragen hetzelfde lidwoord. Tussen mannelijk en vrouwelijk bestaat op dit punt geen onderscheid, zodat de spreektaal niet, zoals in het Duits, de sleutel biedt tot het vaststellen van het geslacht. Dat lijdt tot onzekerheid en willekeur bij betrekkelijke voornaamwoorden, zoals in ‘dit apparaat welke garant staat voor jarenlang onbeperkt kijkgenot’ en ‘de dame wiens tasje werd geroofd’…..enz. Hier weet ik zelf nog de juiste keuze te maken, maar bij tal van andere woorden zou ik het geslacht moeten opzoeken.
Verder is de verbinding van woorden in samenstellingen een structureel probleem. Zelfs een eenvoudig woord als vrijetijdsbesteding (vrije tijdsbesteding/vrije-tijdsbesteding/vrijetijds-besteding?) stelt de schrijver voor een dilemma. Deze kwestie doet, samen met de door spellingscommissies herhaaldelijk gewijzigde voorschriften voor de spelling van vreemde woorden, de meest geletterde landgenoten struikelen en vormt daarmee de triomf van het Groot dictee der Nederlandse taal. Ik tast hier ook in het duister en voel geen lust meer mijn kennis bij te spijkeren. In 1989 heb ik nog proberen te begrijpen, waarom je in het woord produktiefactor produktie met een k en factor met een c moest schrijven, maar ik ben het inmiddels vergeten. Ik merk trouwens dat de, in de tekstverwerker ingebouwde, spellingscorrector met deze schrijfwijze geen genoegen meer neemt. Het zal mij worst wezen. Zo’n taalpurist ben ik dus ook niet en het winnen van het Groot dictee der Nederlandse taal is, wat mij betreft, niet verdienstelijker dan een kampioenschap paalzitten.

Als dit mijn afstudeerscriptie was geweest, had ik nu mijn tekst afgesloten met: ‘Samenvattend kan worden gesteld dat ……etc’. Niet mooi! Bovendien fout! Toch struikel je over deze verkeerde beknopte bijzinnen, ook in de NRC, zoals in de aflevering van 15 februari jl. waarin verslag wordt gedaan van een poolreis. ‘De reis werd af en toe onderbroken om te vissen of op kariboe te jagen’. Er wordt niet vermeld of de reis veel gevangen, dan wel geschoten heeft.
 
************************************************************
De Leunstoel zoekt twee mensen die het leuk vinden om te tekenen
en die bereid zijn om 2 à 3 illustraties per aflevering te maken.
Neem contact met ons op via de Nieuwsbriefknop bovenaan de inhoudsopgave.
© 2009 Carlo van Praag
powered by CJ2