archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 9
Jaargang 6
26 februari 2009
Beschouwingen > Beelden uit soberder tijden delen printen terug
Groeten met Bijzondere Mensen Peter Schröder

0609BS 54.1
Waarom sturen we welke kaart? (aan Wie, Waartoe, Wanneer en Hoe?). Alweer zo’n moeilijke serie vragen. Vroeger, zo’n 50 of 100 jaar geleden misschien minder moeilijk.
‘Nou zie je dat dan niet?/toch wel? Kijk nou toch eens, dat zie je niet elke dag in Apeldoorn. Dat moet ik aan jou/jullie in Sneek ook nodig laten zien.’ Neem nou De reuzen Hugo, broers geboren in Saint-Martin Vésubie (Alpes Maritimes)(F.), lengte 2 m. 30, gewicht 400 pond op kaart 1a. Andrée Neveu wenste de kaart met de reuzen onder de aandacht te brengen (verzond de kaart niet per post) van Monique Bouet. Ze schreef, eerst in potlood, dat weer werd uitgegumd, daarna in inkt het bericht: Herinnering aan een vriendin die steeds aan je denkt. Nou, dus minstens twee berichten: 1. Ik denk steeds aan jou. 2. Kijk die twee reuzen nou toch eens! Over bericht 1 mag de lezer zelf iets passends verzinnen. Over bericht 2 bestaat historische documentatie. De Hugo broers (familie van Victor?) heetten Baptiste en Antoine en werden in een afgelegen boerderij in de bergen (Alpen) geboren; Baptiste in 1876 en Antoine in 1889. De oudste werd 2.30 m, de jongste 2.25 m.

Recordhouders
Ze hadden een natuurlijke vader die half zo groot was en een directeur die het tweetal aan de wereld vertoonde, op de kermis en in het circus. Ze werden rondgereden in een speciale, omgebouwde auto. Baptiste claimde de titel Grootste Reus Van De Wereld en beloofde degene die een groter menspersoon kon vertonen het bedrag van 1.000 Francs.
Baptiste reisde Europa door en maakte een toernee door heel Amerika, niet met zijn broer, maar met Little Adrien en dat was geen reus maar een dwerg, geboren in Croismare, (Meurthe et Moselle) (F.) in 1882. Hij was 69 cm hoog en woog 9 kilo en claimde de kleinste mens op aarde te zijn. De Grote en de kleine. Volgens tijdgenoten 2 mensen van groot wetenschappelijk belang, nauwlettend gevolgd door de grootste medicijnenfaculteiten. Dat weten wij nu, maar wist Andrée Neveu het ook? En had ze voor hetzelfde geld een kaart met de Eiffeltoren kunnen sturen?

Een record met een baard
We blijven bij de recordhoudende afbeeldingen op prentbriefkaarten. Op kaart 1b zien we een foto van Louis Coulon, (niet de Amerikaanse schilder of de Canadese militair) van beroep mouleur, dat is gieter, in zijn geval waarschijnlijk ijzergieter (maar het kan ook gips geweest zijn) werkzaam in Montluçon in Frankrijk. Deze Louis Coulon werd geboren in Vandenesse (Nièvre) (F) op 26 februari 1826. De foto dateert van 10 mei 1904 en daarop laat Louis een baard zien met een totale lengte van 3.30 m. Onder zijn pet zit flink wat hoofdhaar, boven de bovenlip zit een snor van behoorlijke omvang, maar die baard..... dat was vast de langste van Frankrijk destijds. Kaart vertuurd op 17 februari 1906 door Eugenie naar meneer/mevrouw Joannis Herluison in Troyes (Aube)(F.). Verder geen tekst, we mogen zelf verder gaan filosoferen over Waarom, Wie, Waartoe, Wanneer en Hoe.

De menselijke Stronk
Kaart 2a werd in het eerste decennium van de vorige eeuw verstuurd door een afzender zonder herkenbare naam naar een geadresseerde zonder herkenbare naam. De afzender schrijft wat gangbare mededelingen ( ‘bedankt voor uw kaart, ik was er erg blij mee, hoewel ik me niet helemaal lekker voel...ik hoop dat uw verkoudheid inmiddels genezen is... ik heb zondag prettig in de tuin gezeten met Augustin... en met de jonggehuwden, maar er ontbrak duidelijk iemand en dat was u’) maar komt dan ter zake en meldt: ‘Gisteren ben ik naar de Cinematographe geweest op het Place des Cordeliers en het gezelschap op de foto die ik je stuur heb ik daar gezien.’ Nu even goed kijken naar de foto van N.W. Kobelkoff et sa famille. Het lijkt een normaal studioportret van een familie van Vader, Moeder, dochter en vijf zonen. Maar kijk even heel goed naar de pater familias. De briefschrijfster meldt: ‘Deze meneer heeft geen armen of benen, maar met die armstompen kan hij nog heel wat: hij kijkt op zijn horloge, schildert en kan goed eten en drinken.’

Kijk Mama, zonder handen en benen
N.(Nikolai) W. Kobelkoff was rond de vorige eeuwwisseling de beroemdste menselijke Stronk, zonder armen of benen geboren op 22 juli 1851 in Wossnesensk in Siberië. Aanvankelijk door zijn ouders uit gène verstopt, maar op zijn 20e door een impressario tevoorschijn gehaald en het vaudeville circuit ingewerkt0609BS 54.2 om kunstjes te vertonen (een pistool laden, draad door een naald halen, een trap beklimmen en schilderen). Groot succes, wereldtournees en uiteindelijk neergestreken in het Prater in Wenen waar hij trouwde en zijn vrouw flink wat kroost wist te schenken. Hij richtte een eigen filmbedrijf op dat zijn talenten ook op het witte doek stevig exploiteerde, stierf in 1933 maar leefde per film voort in de Kobelkof-tent op het Prater (tot in de jaren 70 van de vorige eeuw). Kortom: wat ik nou heb gezien; je houdt het niet voor mogelijk!

Een bevolkt Madurodam
De boodschap van kaart 2b is Hartelijke groeten uit Lilliputterland. Zijn we met een strakke touroperator Jonathan Swift achterna gereisd? Hebben we hier mooi weer en hoe gaat het daar? Nee, dit keer verzonden we een fotokaart gemaakt op de Wereldtentoonstelling van 1937 in Parijs. We laten jullie Un groupe de la population du ROYAUME LILLIPUT zien die destijds woonde op de ....Esplanade des Invalides (sic!) van het tentoonstellingsterrein. Een heel dorp was daar neergezet op halve mensenschaal en daar woonden ze dan, levende miniatuurmensjes. Op de foto zien we er 23 die vrolijk de camera toelachen. Ze woonden daar en deden gewone mensendingen, maar dansten ook. Achterop de kaart heeft iemand Jeanette, 20 ans geschreven.

Op de kleintjes letten
In de eerste 50 jaar van de 20e eeuw kon je zonder al te veel moeite Lilliputters, met of zonder kunstenmakerij, bekijken. Waar zouden ze gebleven zijn? In ons beschaafde Nederland waarschijnlijk vooral in inrichtingen. De laatste dwerg die ‘live’ en via de media uitgebreid vertoond werd was de virtuoze jazzpianist Michel Petrucciani en die was beroemd om zijn mooie muziek, ondanks zijn handicap. In de jaren 80 was er iemand in Brabant die op de kermis een tent had waarin de bezoeker kon proberen een Liliputter over een muur te gooien. De (eeuwenoude) attractie heette Dwergwerpen en de lijdende voorwerpen hadden als ‘consenting adults’ dit bijbaantje aangenomen. Maar de burgemeester was van oordeel dat de vertoning een aanslag was op de openbare orde. In 2002 besloot de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties Dwergwerpen als mensonwaardig aan te merken, waarna de lidstaten het gebruik verboden.

Pijnlijkheidsdrempel
De onvolprezen socioloog Norbert Elias (1897 Breslau – Amsterdam 1990) heeft prachtig beschreven hoe allerlei, laten we zeggen: direct lichamelijke zaken (ziekte, gebrek, dood, geweld, sex) van mensen (en ook dieren), die vroeger een normaal bestanddeel van het dagelijks leven uitmaakten, voor de samenleving zo pijnlijk werden dat ze werden weggewerkt naar een plaats achter de sociale coulissen. De misvormde mensen liepen bij wijze van spreken eerst nog op straat, waren later alleen op verzoek te zien als besloten kermisattractie en zijn nu geheel onzichtbaar geworden. De socioloog in mij vraagt zich dan af: is ook die behoefte aan het meemaken van misvormde mensen verdwenen? En zo neen; hoe bevredigen we die verlangens vandaag de dag? Ik zou denken: met onze beeldbuisconsumptie van ‘live’ oorlog op de televisie en de ‘virtuele’ oorlogvoering in die morbide ‘games’.

Massaal ongewoon
Vlak voor die Parijse wereldtentoonstelling had de California-Pacific Exposition San Diego 1935 plaatsgevonden. Daar geen Lilliputterdorp, maar een Zoro Garden Nudist Colony. Een parkachtig dorp waarin ongeklede echte volwassen mensen deden of ze een gewoon leven leidden. Een succesvolle attractie. Veel prentbriefkaarten: ‘Beste Jaap en Mieke, het is heel leuk hier in San Diego, we hebben een dorp gezien waarin mensen zonder kleren wonen, kijk maar op de kaart’. Is een ‘nudisten kolonie’ nu ook al te pijnlijk geworden voor openbare vertoning? Of was dat daar in San Diego nog maar het begin, het begin van al die naaktloperij die tot het dagelijks leven van die hedendaagse stranden van ons zijn gaan behoren? Iets voor de socioloog Cas Wouters. (Nu we het er toch over hebben: nog in 1958 was op de Expo in Brussel, die van het Atomium, een heel dorp met authentieke Congolezen te zien. Bezoekers wierpen de bewoners pinda's toe.)
Hoe dan ook: voor het overbrengen van berichten over bijzonder bizarre mensen en de lichamelijke menselijke werkelijkheid gebruiken we geen prentbriefkaarten meer. We gaan naar YouTube of Geen Stijl. Niet om te communiceren met een enkele geadresseerde, maar met een ‘random sample’ uit het verzamelde Internetvolk van de massa-individualisatie.


© 2009 Peter Schröder meer Peter Schröder - meer "Beelden uit soberder tijden" -
Beschouwingen > Beelden uit soberder tijden
Groeten met Bijzondere Mensen Peter Schröder
0609BS 54.1
Waarom sturen we welke kaart? (aan Wie, Waartoe, Wanneer en Hoe?). Alweer zo’n moeilijke serie vragen. Vroeger, zo’n 50 of 100 jaar geleden misschien minder moeilijk.
‘Nou zie je dat dan niet?/toch wel? Kijk nou toch eens, dat zie je niet elke dag in Apeldoorn. Dat moet ik aan jou/jullie in Sneek ook nodig laten zien.’ Neem nou De reuzen Hugo, broers geboren in Saint-Martin Vésubie (Alpes Maritimes)(F.), lengte 2 m. 30, gewicht 400 pond op kaart 1a. Andrée Neveu wenste de kaart met de reuzen onder de aandacht te brengen (verzond de kaart niet per post) van Monique Bouet. Ze schreef, eerst in potlood, dat weer werd uitgegumd, daarna in inkt het bericht: Herinnering aan een vriendin die steeds aan je denkt. Nou, dus minstens twee berichten: 1. Ik denk steeds aan jou. 2. Kijk die twee reuzen nou toch eens! Over bericht 1 mag de lezer zelf iets passends verzinnen. Over bericht 2 bestaat historische documentatie. De Hugo broers (familie van Victor?) heetten Baptiste en Antoine en werden in een afgelegen boerderij in de bergen (Alpen) geboren; Baptiste in 1876 en Antoine in 1889. De oudste werd 2.30 m, de jongste 2.25 m.

Recordhouders
Ze hadden een natuurlijke vader die half zo groot was en een directeur die het tweetal aan de wereld vertoonde, op de kermis en in het circus. Ze werden rondgereden in een speciale, omgebouwde auto. Baptiste claimde de titel Grootste Reus Van De Wereld en beloofde degene die een groter menspersoon kon vertonen het bedrag van 1.000 Francs.
Baptiste reisde Europa door en maakte een toernee door heel Amerika, niet met zijn broer, maar met Little Adrien en dat was geen reus maar een dwerg, geboren in Croismare, (Meurthe et Moselle) (F.) in 1882. Hij was 69 cm hoog en woog 9 kilo en claimde de kleinste mens op aarde te zijn. De Grote en de kleine. Volgens tijdgenoten 2 mensen van groot wetenschappelijk belang, nauwlettend gevolgd door de grootste medicijnenfaculteiten. Dat weten wij nu, maar wist Andrée Neveu het ook? En had ze voor hetzelfde geld een kaart met de Eiffeltoren kunnen sturen?

Een record met een baard
We blijven bij de recordhoudende afbeeldingen op prentbriefkaarten. Op kaart 1b zien we een foto van Louis Coulon, (niet de Amerikaanse schilder of de Canadese militair) van beroep mouleur, dat is gieter, in zijn geval waarschijnlijk ijzergieter (maar het kan ook gips geweest zijn) werkzaam in Montluçon in Frankrijk. Deze Louis Coulon werd geboren in Vandenesse (Nièvre) (F) op 26 februari 1826. De foto dateert van 10 mei 1904 en daarop laat Louis een baard zien met een totale lengte van 3.30 m. Onder zijn pet zit flink wat hoofdhaar, boven de bovenlip zit een snor van behoorlijke omvang, maar die baard..... dat was vast de langste van Frankrijk destijds. Kaart vertuurd op 17 februari 1906 door Eugenie naar meneer/mevrouw Joannis Herluison in Troyes (Aube)(F.). Verder geen tekst, we mogen zelf verder gaan filosoferen over Waarom, Wie, Waartoe, Wanneer en Hoe.

De menselijke Stronk
Kaart 2a werd in het eerste decennium van de vorige eeuw verstuurd door een afzender zonder herkenbare naam naar een geadresseerde zonder herkenbare naam. De afzender schrijft wat gangbare mededelingen ( ‘bedankt voor uw kaart, ik was er erg blij mee, hoewel ik me niet helemaal lekker voel...ik hoop dat uw verkoudheid inmiddels genezen is... ik heb zondag prettig in de tuin gezeten met Augustin... en met de jonggehuwden, maar er ontbrak duidelijk iemand en dat was u’) maar komt dan ter zake en meldt: ‘Gisteren ben ik naar de Cinematographe geweest op het Place des Cordeliers en het gezelschap op de foto die ik je stuur heb ik daar gezien.’ Nu even goed kijken naar de foto van N.W. Kobelkoff et sa famille. Het lijkt een normaal studioportret van een familie van Vader, Moeder, dochter en vijf zonen. Maar kijk even heel goed naar de pater familias. De briefschrijfster meldt: ‘Deze meneer heeft geen armen of benen, maar met die armstompen kan hij nog heel wat: hij kijkt op zijn horloge, schildert en kan goed eten en drinken.’

Kijk Mama, zonder handen en benen
N.(Nikolai) W. Kobelkoff was rond de vorige eeuwwisseling de beroemdste menselijke Stronk, zonder armen of benen geboren op 22 juli 1851 in Wossnesensk in Siberië. Aanvankelijk door zijn ouders uit gène verstopt, maar op zijn 20e door een impressario tevoorschijn gehaald en het vaudeville circuit ingewerkt0609BS 54.2 om kunstjes te vertonen (een pistool laden, draad door een naald halen, een trap beklimmen en schilderen). Groot succes, wereldtournees en uiteindelijk neergestreken in het Prater in Wenen waar hij trouwde en zijn vrouw flink wat kroost wist te schenken. Hij richtte een eigen filmbedrijf op dat zijn talenten ook op het witte doek stevig exploiteerde, stierf in 1933 maar leefde per film voort in de Kobelkof-tent op het Prater (tot in de jaren 70 van de vorige eeuw). Kortom: wat ik nou heb gezien; je houdt het niet voor mogelijk!

Een bevolkt Madurodam
De boodschap van kaart 2b is Hartelijke groeten uit Lilliputterland. Zijn we met een strakke touroperator Jonathan Swift achterna gereisd? Hebben we hier mooi weer en hoe gaat het daar? Nee, dit keer verzonden we een fotokaart gemaakt op de Wereldtentoonstelling van 1937 in Parijs. We laten jullie Un groupe de la population du ROYAUME LILLIPUT zien die destijds woonde op de ....Esplanade des Invalides (sic!) van het tentoonstellingsterrein. Een heel dorp was daar neergezet op halve mensenschaal en daar woonden ze dan, levende miniatuurmensjes. Op de foto zien we er 23 die vrolijk de camera toelachen. Ze woonden daar en deden gewone mensendingen, maar dansten ook. Achterop de kaart heeft iemand Jeanette, 20 ans geschreven.

Op de kleintjes letten
In de eerste 50 jaar van de 20e eeuw kon je zonder al te veel moeite Lilliputters, met of zonder kunstenmakerij, bekijken. Waar zouden ze gebleven zijn? In ons beschaafde Nederland waarschijnlijk vooral in inrichtingen. De laatste dwerg die ‘live’ en via de media uitgebreid vertoond werd was de virtuoze jazzpianist Michel Petrucciani en die was beroemd om zijn mooie muziek, ondanks zijn handicap. In de jaren 80 was er iemand in Brabant die op de kermis een tent had waarin de bezoeker kon proberen een Liliputter over een muur te gooien. De (eeuwenoude) attractie heette Dwergwerpen en de lijdende voorwerpen hadden als ‘consenting adults’ dit bijbaantje aangenomen. Maar de burgemeester was van oordeel dat de vertoning een aanslag was op de openbare orde. In 2002 besloot de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties Dwergwerpen als mensonwaardig aan te merken, waarna de lidstaten het gebruik verboden.

Pijnlijkheidsdrempel
De onvolprezen socioloog Norbert Elias (1897 Breslau – Amsterdam 1990) heeft prachtig beschreven hoe allerlei, laten we zeggen: direct lichamelijke zaken (ziekte, gebrek, dood, geweld, sex) van mensen (en ook dieren), die vroeger een normaal bestanddeel van het dagelijks leven uitmaakten, voor de samenleving zo pijnlijk werden dat ze werden weggewerkt naar een plaats achter de sociale coulissen. De misvormde mensen liepen bij wijze van spreken eerst nog op straat, waren later alleen op verzoek te zien als besloten kermisattractie en zijn nu geheel onzichtbaar geworden. De socioloog in mij vraagt zich dan af: is ook die behoefte aan het meemaken van misvormde mensen verdwenen? En zo neen; hoe bevredigen we die verlangens vandaag de dag? Ik zou denken: met onze beeldbuisconsumptie van ‘live’ oorlog op de televisie en de ‘virtuele’ oorlogvoering in die morbide ‘games’.

Massaal ongewoon
Vlak voor die Parijse wereldtentoonstelling had de California-Pacific Exposition San Diego 1935 plaatsgevonden. Daar geen Lilliputterdorp, maar een Zoro Garden Nudist Colony. Een parkachtig dorp waarin ongeklede echte volwassen mensen deden of ze een gewoon leven leidden. Een succesvolle attractie. Veel prentbriefkaarten: ‘Beste Jaap en Mieke, het is heel leuk hier in San Diego, we hebben een dorp gezien waarin mensen zonder kleren wonen, kijk maar op de kaart’. Is een ‘nudisten kolonie’ nu ook al te pijnlijk geworden voor openbare vertoning? Of was dat daar in San Diego nog maar het begin, het begin van al die naaktloperij die tot het dagelijks leven van die hedendaagse stranden van ons zijn gaan behoren? Iets voor de socioloog Cas Wouters. (Nu we het er toch over hebben: nog in 1958 was op de Expo in Brussel, die van het Atomium, een heel dorp met authentieke Congolezen te zien. Bezoekers wierpen de bewoners pinda's toe.)
Hoe dan ook: voor het overbrengen van berichten over bijzonder bizarre mensen en de lichamelijke menselijke werkelijkheid gebruiken we geen prentbriefkaarten meer. We gaan naar YouTube of Geen Stijl. Niet om te communiceren met een enkele geadresseerde, maar met een ‘random sample’ uit het verzamelde Internetvolk van de massa-individualisatie.
© 2009 Peter Schröder
powered by CJ2