archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 7
Jaargang 6
29 januari 2009
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Dialogue Interieur: Lelystad Willem Minderhout

0607VG Van Casteren
‘Wat ben jij nou aan het lezen, Willem? Lelystad? Waar gaat dat over?’ ‘Dat gaat over Lelystad, meneer Minderhout.’ ‘Die stad waar je langs komt als je naar Leeuwarden of Groningen rijdt? Nooit geweest. Ik stop wel eens in Urk, of Schokland. Da’s best leuk. Een tijdje geleden heb ik mij echter in Dronten gewaagd. Dat vond ik erger dan Zoetermeer. In de buurt van ‘De Meerpaal’ hoorde ik echter een moeder tegen haar dochter zeggen dat ze vond dat het winkelcentrum zo mooi geworden was. Het moet daar nog erger zijn geweest.’ ‘U komt al aardig in de sfeer, meneer Minderhout. Lelystad is, als ik dit boek mag geloven, nog erger dan Dronten.’
 
‘Valt daar dan een boek over te schrijven?’ ’Nou en of, meneer Minderhout. Een fascinerend boek zelfs. Wist u dat er ooit iemand is geweest die in Lelystad de toekomstige hoofdstad van Nederland zag?’ ‘Wat is er dan zo bijzonder aan?’ ‘Toen die man het voorstelde was het bijzondere vooral dat die stad nog helemaal niet bestond. Iedereen kon er lustig op los dromen. Joris van Casteren, de schrijver van het boek, laat ze allemaal de revue passeren: Lely zelf, die met het plan kwam om de Zuiderzee in te polderen, Frederik van Eeden, die zijn kleine Johannes laat dromen van een soort Utopia dat daar gevestigd zal worden en de grote bouwmeester van Eesteren, die denkt dat hij de kans krijgt er een soort ‘ville radieuse’ te bouwen.’
 
‘Van Eesteren, de grote modernist van de CIAM? Een stomme vraag misschien, maar dat Utopia is er toch niet gekomen? Ik heb toch niet iets gemist?’ ‘Nee, meneer Minderhout, het werd een ramp. Ten eerste vonden de ingenieurs die aanvankelijk de scepter zwaaiden over de polder die plannen van Van Eesteren helemaal niks. Stedebouw, dat konden ze zelf ook wel, meenden ze. Ze hadden zat ruitjespapier en een liniaal, dus hatsekidee! De tweede tegenvaller was dat de Markerwaard niet werd ingepolderd. Lelystad zou centraal in de IJsselmeerpolders komen te liggen en nu ligt het zo’n beetje aan de rand. Voor de overloop van Amsterdam bleek het gehucht Almere veel beter te liggen. Weg dromen van een Polderutopia!’
 
‘Maar wie gingen er dan wel wonen? Er wonen toch mensen?’ ‘Eerst woonden de mensen van de ‘Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders’ er. Later vestigden zich de eerste pioniers, waaronder de ouders van de auteur. Zijn vader solliciteerde naar een betrekking in het onderwijs met een, het was 1976, een ‘foneties’ geschreven sollicitatiebrief. Hij wilde een ‘fleksibele, sosiaal, psiegologies en eties verantwoorde organisatie opbouwen’. Geheel naar de aard van de tijd werd hij nog aangenomen ook.’
 
‘Dus die Van Casteren is zelf een Lelystadjer?’ ‘Ja en dat maakt van dat boek zo’n prachtig ‘tijdsdocument’. Het merendeel van de hoofdstukken bestaat uit persoonlijke herinneringen en reportages die hij daar later van oude kennissen die er zijn blijven wonen maakt.’ ‘Ah, histoire vecue!’ ‘Als0607VG Lelystad u dat zegt. Maar laat me even uitpraten. Want na die pioniers bestond de nieuwe aanwas vooral uit werkloze Amsterdammers die een goedkope woning zochten. Dat gaf gelijk al een hoop heisa op de ‘fleksibele psiegologies verantwoorde’ organisatie van de school van zijn vader, want die kregen ineens te maken met halfopgevoede ADHD-gevallen, die maling hadden aan fleksibiliteit. Later kwamen daar nog de Surinamers, Vietnamese bootvluchtelingen en zigeuners bij. En er was verder niets in Lelystad.
 
De enige carrièremogelijkheid was de cateringkeuken van Martinair, waar je aan de lopende band takjes peterselie op de slaatjes mocht leggen. Echt geld kon je alleen verdienen door het runnen van een wietbesteldienst, want half Lelystad blowde zich suf tegen de verveling. En als ze niet stoned waren werd het nog erger. Lelystad stond lange tijd bovenaan in de criminaliteitsstatistieken.’ ‘En die Van Casteren observeerde dat allemaal?’ ‘Hij zat er middenin. U heeft misschien het een en ander uitgevreten toen u jong was ...’ ‘Daar zouden we het niet meer over hebben.’ ‘… maar die Van Casteren was wat je noemt een rotjochie. Geen crimineel, maar wel een geducht Vandaaltje, dat zelfs niet terugschrok voor wapenhandel.’ ‘De normloosheid van de jaren zeventig en tachtig. Een stichtelijk boek, vol zelfkritiek?’ ‘Nee, wat ik zei, een prachtige sfeertekening. Natuurlijk gingen die jaren van beroering niet aan Lelystad voorbij. Zijn moeder, die begon als een echte groene weduwe, wordt een radicaal feministische lesbo. Zijn vader, met wie hij een vreugdeloze vakantie op een naturistencamping doormaakt, wordt ambtenaar en blijft in een mooie toekomst voor Lelystad geloven. De Bhagwan komt voorbij en ga zo maar door. Van Casteren zelf wordt een ‘antifascistische punker’, maar om dat een beetje inhoud te geven moet hij wel naar Amsterdam. Daar kijken ze nogal op van die polderjongens. Wie komt er nou uit Lelystad?’
 
‘Hoe is het dan allemaal nog goed gekomen met die Joris?’ ‘De kracht van het woord, meneer Minderhout. De gedichten van Kees Ouwens troffen hem meer dan de Beverly Hills-code van het speelplein. Hij werd journalist voor het ’Dagblad Flevoland’ en slaagde er via de School voor de Journalistiek in om aan de polder te ontsnappen.’
‘En komt het nog goed met Lelystad?’ ‘Ik weet het niet, meneer Minderhout. Het boek eindigt met een rondvlucht boven Lelystad. De piloot vindt dat maar vreemd. Nooit eerder heeft iemand enige interesse getoond om die stad van bovenaf te zien. Met Google Maps heb ik die rondvlucht virtueel nagedaan. Maar daar laat ik het niet bij. Ik ga zo snel mogelijk, gewapend met dit boek, een Van Casterentoer door Lelystad maken.’
 
************************
Meer 'bouwen en wonen' in:
Kees Somer over Cornelis van Eesteren,
Sebastiaan Capel in de Bijlmer, een onstedelijk stukje stad, en
Frits Hoorweg, Erasmusweg 1109 in Den Haag.


© 2009 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Dialogue Interieur: Lelystad Willem Minderhout
0607VG Van Casteren
‘Wat ben jij nou aan het lezen, Willem? Lelystad? Waar gaat dat over?’ ‘Dat gaat over Lelystad, meneer Minderhout.’ ‘Die stad waar je langs komt als je naar Leeuwarden of Groningen rijdt? Nooit geweest. Ik stop wel eens in Urk, of Schokland. Da’s best leuk. Een tijdje geleden heb ik mij echter in Dronten gewaagd. Dat vond ik erger dan Zoetermeer. In de buurt van ‘De Meerpaal’ hoorde ik echter een moeder tegen haar dochter zeggen dat ze vond dat het winkelcentrum zo mooi geworden was. Het moet daar nog erger zijn geweest.’ ‘U komt al aardig in de sfeer, meneer Minderhout. Lelystad is, als ik dit boek mag geloven, nog erger dan Dronten.’
 
‘Valt daar dan een boek over te schrijven?’ ’Nou en of, meneer Minderhout. Een fascinerend boek zelfs. Wist u dat er ooit iemand is geweest die in Lelystad de toekomstige hoofdstad van Nederland zag?’ ‘Wat is er dan zo bijzonder aan?’ ‘Toen die man het voorstelde was het bijzondere vooral dat die stad nog helemaal niet bestond. Iedereen kon er lustig op los dromen. Joris van Casteren, de schrijver van het boek, laat ze allemaal de revue passeren: Lely zelf, die met het plan kwam om de Zuiderzee in te polderen, Frederik van Eeden, die zijn kleine Johannes laat dromen van een soort Utopia dat daar gevestigd zal worden en de grote bouwmeester van Eesteren, die denkt dat hij de kans krijgt er een soort ‘ville radieuse’ te bouwen.’
 
‘Van Eesteren, de grote modernist van de CIAM? Een stomme vraag misschien, maar dat Utopia is er toch niet gekomen? Ik heb toch niet iets gemist?’ ‘Nee, meneer Minderhout, het werd een ramp. Ten eerste vonden de ingenieurs die aanvankelijk de scepter zwaaiden over de polder die plannen van Van Eesteren helemaal niks. Stedebouw, dat konden ze zelf ook wel, meenden ze. Ze hadden zat ruitjespapier en een liniaal, dus hatsekidee! De tweede tegenvaller was dat de Markerwaard niet werd ingepolderd. Lelystad zou centraal in de IJsselmeerpolders komen te liggen en nu ligt het zo’n beetje aan de rand. Voor de overloop van Amsterdam bleek het gehucht Almere veel beter te liggen. Weg dromen van een Polderutopia!’
 
‘Maar wie gingen er dan wel wonen? Er wonen toch mensen?’ ‘Eerst woonden de mensen van de ‘Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders’ er. Later vestigden zich de eerste pioniers, waaronder de ouders van de auteur. Zijn vader solliciteerde naar een betrekking in het onderwijs met een, het was 1976, een ‘foneties’ geschreven sollicitatiebrief. Hij wilde een ‘fleksibele, sosiaal, psiegologies en eties verantwoorde organisatie opbouwen’. Geheel naar de aard van de tijd werd hij nog aangenomen ook.’
 
‘Dus die Van Casteren is zelf een Lelystadjer?’ ‘Ja en dat maakt van dat boek zo’n prachtig ‘tijdsdocument’. Het merendeel van de hoofdstukken bestaat uit persoonlijke herinneringen en reportages die hij daar later van oude kennissen die er zijn blijven wonen maakt.’ ‘Ah, histoire vecue!’ ‘Als0607VG Lelystad u dat zegt. Maar laat me even uitpraten. Want na die pioniers bestond de nieuwe aanwas vooral uit werkloze Amsterdammers die een goedkope woning zochten. Dat gaf gelijk al een hoop heisa op de ‘fleksibele psiegologies verantwoorde’ organisatie van de school van zijn vader, want die kregen ineens te maken met halfopgevoede ADHD-gevallen, die maling hadden aan fleksibiliteit. Later kwamen daar nog de Surinamers, Vietnamese bootvluchtelingen en zigeuners bij. En er was verder niets in Lelystad.
 
De enige carrièremogelijkheid was de cateringkeuken van Martinair, waar je aan de lopende band takjes peterselie op de slaatjes mocht leggen. Echt geld kon je alleen verdienen door het runnen van een wietbesteldienst, want half Lelystad blowde zich suf tegen de verveling. En als ze niet stoned waren werd het nog erger. Lelystad stond lange tijd bovenaan in de criminaliteitsstatistieken.’ ‘En die Van Casteren observeerde dat allemaal?’ ‘Hij zat er middenin. U heeft misschien het een en ander uitgevreten toen u jong was ...’ ‘Daar zouden we het niet meer over hebben.’ ‘… maar die Van Casteren was wat je noemt een rotjochie. Geen crimineel, maar wel een geducht Vandaaltje, dat zelfs niet terugschrok voor wapenhandel.’ ‘De normloosheid van de jaren zeventig en tachtig. Een stichtelijk boek, vol zelfkritiek?’ ‘Nee, wat ik zei, een prachtige sfeertekening. Natuurlijk gingen die jaren van beroering niet aan Lelystad voorbij. Zijn moeder, die begon als een echte groene weduwe, wordt een radicaal feministische lesbo. Zijn vader, met wie hij een vreugdeloze vakantie op een naturistencamping doormaakt, wordt ambtenaar en blijft in een mooie toekomst voor Lelystad geloven. De Bhagwan komt voorbij en ga zo maar door. Van Casteren zelf wordt een ‘antifascistische punker’, maar om dat een beetje inhoud te geven moet hij wel naar Amsterdam. Daar kijken ze nogal op van die polderjongens. Wie komt er nou uit Lelystad?’
 
‘Hoe is het dan allemaal nog goed gekomen met die Joris?’ ‘De kracht van het woord, meneer Minderhout. De gedichten van Kees Ouwens troffen hem meer dan de Beverly Hills-code van het speelplein. Hij werd journalist voor het ’Dagblad Flevoland’ en slaagde er via de School voor de Journalistiek in om aan de polder te ontsnappen.’
‘En komt het nog goed met Lelystad?’ ‘Ik weet het niet, meneer Minderhout. Het boek eindigt met een rondvlucht boven Lelystad. De piloot vindt dat maar vreemd. Nooit eerder heeft iemand enige interesse getoond om die stad van bovenaf te zien. Met Google Maps heb ik die rondvlucht virtueel nagedaan. Maar daar laat ik het niet bij. Ik ga zo snel mogelijk, gewapend met dit boek, een Van Casterentoer door Lelystad maken.’
 
************************
Meer 'bouwen en wonen' in:
Kees Somer over Cornelis van Eesteren,
Sebastiaan Capel in de Bijlmer, een onstedelijk stukje stad, en
Frits Hoorweg, Erasmusweg 1109 in Den Haag.
© 2009 Willem Minderhout
powered by CJ2