archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 7
Jaargang 6
29 januari 2009
Beschouwingen > Amsterdam werelddorp delen printen terug
Een onstedelijk stukje stad Sebastiaan Capel

0607BS Bijlmer
De grachtengordel, de Baarsjes, de Pijp en de Dapperbuurt zijn zeer verschillend, maar ze hebben één gemeenschappelijk kenmerk: er heerst een gevoel van ‘stedelijkheid’. Dat gevoel ontstaat door het stratenpatroon, de mix van woningen, winkels en kantoren en door de mensen die er rondlopen. Door de menging van functies en daarmee de vrijwel voortdurende aanwezigheid van mensen is er ook minder snel een gevoel van onveiligheid. Maar aan de rand van het werelddorp Amsterdam verrees indertijd een stukje stad dat haaks stond op deze menging van functies: de Bijlmer.

In de Bijlmer koos men bewust voor het uit elkaar halen van functies, in de geest van het Functionalisme en de architectuurbeweging CIAM, met onder meer Van Eesteren en Le Corbusier als deelnemers. Wonen gebeurde in de Bijlmer in de karakteristieke honingraatflats, werken concentreerde zich in kantoorgebieden en recreëren kon in de openbare groene ruimtes tussen de flats en in winkelcentra als Kraaiennest en Ganzenhoef. Bovendien werden de verschillende verkeersstromen van elkaar gescheiden. De auto’s raasden op verhoogde ‘dreven’ voorbij, terwijl op maaiveldniveau alleen voetgangers en fietsers waren toegestaan.

Het effect van deze vorm van stedenbouw had moeten zijn dat bewoners rustig, ruim en groen konden wonen, vlakbij de stad. Immers niet iedereen is op zoek naar een kroeg om de hoek, leuke aparte winkeltjes of op de fiets naar je werk gaan. De flats waren veel groter dan de standaardwoningen “in de stad” en er was meer dan genoeg ruimte voor ontspanning in het groen. En het ontbreken van auto’s bracht een rust die je in andere wijken niet had. Maar toch werd de Bijlmer niet het lustoord dat op de tekentafels was bedacht. En wat de wijk uiteindelijk de nekslag gaf, was de massale instroom van de Surinaamse gemeenschap in de jaren ’70. De flats werden bewoond door meer mensen dan waar ze voor waren gebouwd. En toen ook nog de drugs hun intrede deden, kreeg dit stedenbouwkundige hoogstandje al snel een zeer slechte naam.

Het waren juist de stedenbouwkundige uitgangspunten van de wijk die bijdroegen aan de impopulariteit. Zo waren het vele groen en de ruimte fantastisch voor kinderen om buiten te spelen, was het idee. De ontwerpers hadden alleen niet bedacht dat ouders, cq moeders, hun kinderen vanaf de galerij van de 10e etage wel konden zien, maar als er iets gebeurde, waren ze te laat om in te grijpen. En het vervangen van parkeerplekken voor de deur door parkeergarages leek een goede vondst. Tot in die garages veelvuldig werd ingebroken in auto’s en het een prima plek bleek voor drugsdeals. De boxen op de begane grond werden ook opengebroken en dienden als slaapplekken voor zwervers en junks. Tenslotte zorgde het ontbreken van verkeer en mensen op verschillende momenten van de dag voor een permanent gevoel van onveiligheid.

Dit laatste heb ik zelf jarenlang ondervonden op weg naar mijn oma in de flat Garstkamp, niet verrassend in de G-buurt gelegen. De wandeling van het metrostation Ganzenhoef naar die flat was, vooral in de donkere wintermaanden, geen feest. De tien minuten lopen voerde door nauwe onderdoorgangen, langs donkere bosjes en je kwam nooit echt veel andere mensen tegen. Gelukkig zijn we altijd ongeschonden aangekomen bij de thee met taart. Deze ervaring geeft precies aan waarom mensen zich in een “stedelijke omgeving” vaak veilig voelen, zelfs als dat de Wallen zijn. Hier lopen immers veel andere mensen, zijn plekken om te schuilen voor regen of gevaar en kun je ook nog een snelle boodschap doen.

Het was voor beleidsmakers uiteindelijk een niet te vermijden conclusie: dit werkt niet. Het einde van de “oorspronkelijke Bijlmer” is inmiddels dan ook in zicht. De meeste flats zijn afgebroken en hebben plaatsgemaakt voor laagbouw. En wat blijkt: deze “nieuwe Bijlmer” is net zo onstedelijk als de honingraatflats. De dreven zijn weliswaar grotendeels verlaagd, waardoor het verkeer op een natuurlijke manier deel uitmaakt van de wijk, maar de functiescheiding tussen wonen, werken en recreëren (lees: winkels) is nog vrijwel net zo groot.

Het grote verschil is dat er nu laagbouw en koopwoningen zijn verschenen, waar eerst de huurwoningen in hoge flats stonden. De bewoners hebben hierdoor hun eigen tuintje in plaats van een grote gemeenschappelijke groene ruimte en ze parkeren hun auto voor de deur. Eigenlijk is het net alsof ze in Almere, Hoofddorp of Purmerend wonen; en dit werkt wel. Overzichtelijkheid en 'huiselijkheid' vormen kennelijk nu voldoende compensatie voor de scheiding van functies.

Het functionalisme ten top van de Bijlmer liet de mens verloren gaan in de grote ideeën.
 
****************
Meer 'bouwen en wonen' in:
Kees Somer over Cornelis van Eesteren,
Frits Hoorweg, Erasmusweg 1109 in Den Haag en
Willem Minderhout over Lelystad.


© 2009 Sebastiaan Capel meer Sebastiaan Capel - meer "Amsterdam werelddorp" -
Beschouwingen > Amsterdam werelddorp
Een onstedelijk stukje stad Sebastiaan Capel
0607BS Bijlmer
De grachtengordel, de Baarsjes, de Pijp en de Dapperbuurt zijn zeer verschillend, maar ze hebben één gemeenschappelijk kenmerk: er heerst een gevoel van ‘stedelijkheid’. Dat gevoel ontstaat door het stratenpatroon, de mix van woningen, winkels en kantoren en door de mensen die er rondlopen. Door de menging van functies en daarmee de vrijwel voortdurende aanwezigheid van mensen is er ook minder snel een gevoel van onveiligheid. Maar aan de rand van het werelddorp Amsterdam verrees indertijd een stukje stad dat haaks stond op deze menging van functies: de Bijlmer.

In de Bijlmer koos men bewust voor het uit elkaar halen van functies, in de geest van het Functionalisme en de architectuurbeweging CIAM, met onder meer Van Eesteren en Le Corbusier als deelnemers. Wonen gebeurde in de Bijlmer in de karakteristieke honingraatflats, werken concentreerde zich in kantoorgebieden en recreëren kon in de openbare groene ruimtes tussen de flats en in winkelcentra als Kraaiennest en Ganzenhoef. Bovendien werden de verschillende verkeersstromen van elkaar gescheiden. De auto’s raasden op verhoogde ‘dreven’ voorbij, terwijl op maaiveldniveau alleen voetgangers en fietsers waren toegestaan.

Het effect van deze vorm van stedenbouw had moeten zijn dat bewoners rustig, ruim en groen konden wonen, vlakbij de stad. Immers niet iedereen is op zoek naar een kroeg om de hoek, leuke aparte winkeltjes of op de fiets naar je werk gaan. De flats waren veel groter dan de standaardwoningen “in de stad” en er was meer dan genoeg ruimte voor ontspanning in het groen. En het ontbreken van auto’s bracht een rust die je in andere wijken niet had. Maar toch werd de Bijlmer niet het lustoord dat op de tekentafels was bedacht. En wat de wijk uiteindelijk de nekslag gaf, was de massale instroom van de Surinaamse gemeenschap in de jaren ’70. De flats werden bewoond door meer mensen dan waar ze voor waren gebouwd. En toen ook nog de drugs hun intrede deden, kreeg dit stedenbouwkundige hoogstandje al snel een zeer slechte naam.

Het waren juist de stedenbouwkundige uitgangspunten van de wijk die bijdroegen aan de impopulariteit. Zo waren het vele groen en de ruimte fantastisch voor kinderen om buiten te spelen, was het idee. De ontwerpers hadden alleen niet bedacht dat ouders, cq moeders, hun kinderen vanaf de galerij van de 10e etage wel konden zien, maar als er iets gebeurde, waren ze te laat om in te grijpen. En het vervangen van parkeerplekken voor de deur door parkeergarages leek een goede vondst. Tot in die garages veelvuldig werd ingebroken in auto’s en het een prima plek bleek voor drugsdeals. De boxen op de begane grond werden ook opengebroken en dienden als slaapplekken voor zwervers en junks. Tenslotte zorgde het ontbreken van verkeer en mensen op verschillende momenten van de dag voor een permanent gevoel van onveiligheid.

Dit laatste heb ik zelf jarenlang ondervonden op weg naar mijn oma in de flat Garstkamp, niet verrassend in de G-buurt gelegen. De wandeling van het metrostation Ganzenhoef naar die flat was, vooral in de donkere wintermaanden, geen feest. De tien minuten lopen voerde door nauwe onderdoorgangen, langs donkere bosjes en je kwam nooit echt veel andere mensen tegen. Gelukkig zijn we altijd ongeschonden aangekomen bij de thee met taart. Deze ervaring geeft precies aan waarom mensen zich in een “stedelijke omgeving” vaak veilig voelen, zelfs als dat de Wallen zijn. Hier lopen immers veel andere mensen, zijn plekken om te schuilen voor regen of gevaar en kun je ook nog een snelle boodschap doen.

Het was voor beleidsmakers uiteindelijk een niet te vermijden conclusie: dit werkt niet. Het einde van de “oorspronkelijke Bijlmer” is inmiddels dan ook in zicht. De meeste flats zijn afgebroken en hebben plaatsgemaakt voor laagbouw. En wat blijkt: deze “nieuwe Bijlmer” is net zo onstedelijk als de honingraatflats. De dreven zijn weliswaar grotendeels verlaagd, waardoor het verkeer op een natuurlijke manier deel uitmaakt van de wijk, maar de functiescheiding tussen wonen, werken en recreëren (lees: winkels) is nog vrijwel net zo groot.

Het grote verschil is dat er nu laagbouw en koopwoningen zijn verschenen, waar eerst de huurwoningen in hoge flats stonden. De bewoners hebben hierdoor hun eigen tuintje in plaats van een grote gemeenschappelijke groene ruimte en ze parkeren hun auto voor de deur. Eigenlijk is het net alsof ze in Almere, Hoofddorp of Purmerend wonen; en dit werkt wel. Overzichtelijkheid en 'huiselijkheid' vormen kennelijk nu voldoende compensatie voor de scheiding van functies.

Het functionalisme ten top van de Bijlmer liet de mens verloren gaan in de grote ideeën.
 
****************
Meer 'bouwen en wonen' in:
Kees Somer over Cornelis van Eesteren,
Frits Hoorweg, Erasmusweg 1109 in Den Haag en
Willem Minderhout over Lelystad.
© 2009 Sebastiaan Capel
powered by CJ2