archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 6
Jaargang 6
15 januari 2009
Beschouwingen > Brief uit ... delen printen terug
Zijn we al in Irkutsk? Eelkje Colmjon

0606BS Urkutsk
Onze nieuwe vrienden zijn geruisloos gaan slapen. De Rus, die door het nauwe gangpad wordt gescheiden van mijn zus Alet, houdt zijn kleren aan en stapt om 7 uur ’s ochtends uit. Als ik wakker word, is hij gevlogen, even geruisloos als hij arriveerde.
Uit het raam zien we groene berkenbomen, die worden afgewisseld door andere berkenbomen, groene velden en af en toe een grauwe industriestad. Starend uit het raam, worden we suffer en suffer. We proberen wat te lezen, simpele lectuur uiteraard, eten drop, chips, soep, yoodles, drop, chips en soep. In Kyrov en Balesino kunnen we even een frisse neus halen. Op het perron van Balesino, een ten onrechte Italiaans klinkende stad, verkopen oude vrouwtjes (de baboushka’s) maaltijden, gedroogde vissen en frambozen. Vanaf Balesino besteden we onze tijd aan lezen en het eten van drop, chips, soep, yoodles en frambozen en gaan we de tweede tijdzone in. Onze gezellige Russin houdt haar pyjama aan en blijft het grootste deel van de dag op bed. Af en toe komt er een provodnik een praatje met haar maken. Onze coupégenote heet Elena en weigert een woord of blik met ons te wisselen.
Onze drukke dagindeling wordt verstoord door een dutje tot we arriveren in Perm. Een vrouw verschijnt in de deuropening. ‘Dit is jullie nieuwe coupegenoot!’ roept ze uit. We maken kennis met Christian, een jongen uit München. Hij is twee dagen in Perm geweest en sliep bij de aardige vrouw die me abrupt uit m’n slaap haalde. Christian is een leuke gozer. Als hij Elena gedag zegt, mompelt ze zachtjes ‘Hallo’ en kijkt niet op en ook niet om.

Om 12.15 uur Moskou-tijd word ik wakker en plots zijn we in Azië. Siberië voelt nog niet als een avontuur. Het landschap verschilt nauwelijks met dat van gister: groene weiden, bomen en grauwe steden. We slapen, eten, hangen, staren uit het raam, doen (als Elena even is toiletteren) spieroefeningen door ons op te trekken aan de bovenste bedden en houden er spierpijn aan over. Er is geen schema, er is geen tijd.
Als we Omsk naderen, vallen talrijke druppels uit de hemel. Maar dat neemt niet weg dat het gangpad vol staat met reizigers die hun dag willen verrijken met een frisse neus.
‘Nu heb ik eindelijk de tijd me te vervelen,’ zegt een Duitse. ‘Ik heb ook eindelijk de tijd een boek te lezen, ik ben al op bladzijde 5, verder kom ik niet.’ We zijn niet de enigen die zich nergens toe in staat achten en de dag doorbrengen met eten. Versuft kijken we naar het regenachtige perron van Omsk, een grote industriestad waar het misschien altijd wel regent. De tweede dag in de trein lijkt het alsof onze hersenen deels zijn uitgeschakeld. Denken is moeilijk. Simpele verhaaltjes zijn geen simpele verhaaltjes meer. Filosoferen over het leven? Onmogelijk.

In Omsk zijn we ingestapt in een andere wagon en arriveren pas in onze coupé als we weer rijden. Christian lijkt opgelucht als blijkt dat de Nederlandse gezusters niet zijn achter gebleven in het natte Omsk. Elena kijkt niet op uit haar tijdschrift.
Elena, nog altijd gehuld in blauwe pyjama, doodt de tijd door glamourbladen te lezen en zichzelf met regelmaat op te tutten.
Na Omsk volgen de steden Tatarskaja en Barabinsk. In Barabinsk kopen we zwarte bessen.
Als we tussen de berken, weilanden en steden een houten dorp ontdekken, denken we ‘dorp!’ Voor de inwoners van de dorpjes onderweg moeten de treinen een ware belevenis zijn. Als de trein langs rijdt staat het dagelijkse leven even stil. Tenminste, dat kan ik me indenken. Wonend in een dorpje tussen Tatarskaja en Barabinsk, of elders, is elke afwisseling een welkome aangelegenheid. ‘Trein!’ zullen de mensen denken.

Je wordt wakker en je bent in Krasnojarsk, waar de zon schijnt en witte wolkjes de helderblauwe lucht opvullen. Het is 9.40 uur in Moskou en vier uur later hier in Krasnojarsk. Op het perron zeemt Christian het raam. De zeem heeft hij speciaal voor deze gelegenheid meegebracht uit Duitsland. ‘Ik ben niet goed in pakken,’ beaamt hij.
Het landschap na Krasnojarsk doet, mede dankzij het weer, vredig en zelfs vrolijk aan. Kleine dorpjes bestaande uit mooie houten huizen duiken op tussen de groene heuvels. In de zomer is dit een prima oord om te vertoeven, ’s winters lijkt me het hier minder amusant, maar nog steeds prachtig.

In de reisgids van Christian lees ik over accommodaties in Irkutsk, waar we morgen in alle vroegte zullen aankomen. We hebben nog niks geboekt en gaan er vanuit dat het geen probleem zal zijn een hostal te vinden. De informatie is summier, maar over onze kans op het vinden van een kamer is men luid en duidelijk. Voor de periode juli en augustus geldt: ‘Ohne Reservierung, Keine Chance’. ‘Keine Chance,’ Christian blijft het eindeloos herhalen. Ondertussen poedert Elena haar neus.
In Krasnojarsk hebben we yoghurtjes en ijsthee gekocht. Christian wil een blikje ijsthee overnemen voor duizend roebel. Maar nee, ‘Keine Chance’.

Het is de laatste avond tijdens de eerste etappe van de Trans Siberië Express, dus is het tijd om eens uit te pakken door te gaan eten in de restauratie, enkele wagons verderop. Er is plaats voor ons aan een van de tafeltjes met blauwe plastic tafellakens. Van een roodharige dame met gouden voortanden ontvangen we de menukaart. We kunnen kiezen uit twee soepen en een hoofdgerecht, de rest is op. De bief Stroganov smaakt prima en al snel krijgen we de rekening onder ogen en bestellen we een kefir, een soort Russische yoghurt.
‘Kefir? Maar dat hebben jullie helemaal niet besteld!’ lijkt de rode serveerster met de gouden tanden te zeggen.
Er wordt een dame bijgehaald, een forse Russin die de soep opwarmt in de keuken.
‘Maar dat hebben jullie helemaal niet besteld!’ lijkt ook zij te zeggen.
‘Kunnen we het niet bijbestellen?’
‘Maar dat hebben jullie helemaal niet besteld!!’
Uiteindelijk lijkt onze boodschap aan te komen, ze past de rekening aan. Vervolgens komt de serveerster aan met twee kopjes koffie.
Taalprobleem? Welnee!
 
Rond middernacht stappen we uit omdat we voet aan de grond willen hebben gezet in Novosibirsk, de grootste stad van Siberië. Een kerkje, een donker perron, enkele schimmen in de nacht, zo gaat Novosibirsk onze gedachten in.
Nog een keer slapen en dan, dan zijn we in Irkutsk. Een fles met water begint te klotsen als we weer gaan rijden. Ik moet er van plassen en kan niet in slaap komen. Als ik eindelijk de moed heb verzameld naar het toilet te gaan, stopt de trein en staan we 23 minuten stil. De toiletten gaan op slot. Met een volle blaas duren 23 minuten lang, heel lang. En waar zijn we eigenlijk? Geen idee, en het interesseert me ook niet, ik moet plassen.
Mijn blaas is geleegd als de trein vaart heeft gemaakt en de stad heeft verlaten, maar nog steeds kan ik de slaap niet vatten. Het water klotst zoals het alleen lijkt te doen als je niet kan slapen, de trein bonkt. Met mijn hoofd op mijn kussen kijk ik naar buiten en volg het spoor, verlicht door de trein. Links van me woelt Elena, ook zij is wakker vannacht. Voor het eerst besef ik me hoe weinig afstand er is, slechts zo’n anderhalve meter, en hoeveel afstand tegelijk. Haar witte gezicht lijkt licht te geven. Plots vliegt er een felle lichtflits door de coupe. Elena kijkt me, voor de allereerste keer, recht in mijn ogen. De rillingen gaan door mijn lijf.
We draaien ons om en ik vraag me voor het eerst serieus af wie Elena is. Ik voel de adrenaline, luister naar het gebonk van de trein, naar het klotsende water, en tel de uren af.
Zijn we al in Irkutsk?
 
**********************************
Abonneer u op de Nieuwsbrief.


© 2009 Eelkje Colmjon meer Eelkje Colmjon - meer "Brief uit ..." -
Beschouwingen > Brief uit ...
Zijn we al in Irkutsk? Eelkje Colmjon
0606BS Urkutsk
Onze nieuwe vrienden zijn geruisloos gaan slapen. De Rus, die door het nauwe gangpad wordt gescheiden van mijn zus Alet, houdt zijn kleren aan en stapt om 7 uur ’s ochtends uit. Als ik wakker word, is hij gevlogen, even geruisloos als hij arriveerde.
Uit het raam zien we groene berkenbomen, die worden afgewisseld door andere berkenbomen, groene velden en af en toe een grauwe industriestad. Starend uit het raam, worden we suffer en suffer. We proberen wat te lezen, simpele lectuur uiteraard, eten drop, chips, soep, yoodles, drop, chips en soep. In Kyrov en Balesino kunnen we even een frisse neus halen. Op het perron van Balesino, een ten onrechte Italiaans klinkende stad, verkopen oude vrouwtjes (de baboushka’s) maaltijden, gedroogde vissen en frambozen. Vanaf Balesino besteden we onze tijd aan lezen en het eten van drop, chips, soep, yoodles en frambozen en gaan we de tweede tijdzone in. Onze gezellige Russin houdt haar pyjama aan en blijft het grootste deel van de dag op bed. Af en toe komt er een provodnik een praatje met haar maken. Onze coupégenote heet Elena en weigert een woord of blik met ons te wisselen.
Onze drukke dagindeling wordt verstoord door een dutje tot we arriveren in Perm. Een vrouw verschijnt in de deuropening. ‘Dit is jullie nieuwe coupegenoot!’ roept ze uit. We maken kennis met Christian, een jongen uit München. Hij is twee dagen in Perm geweest en sliep bij de aardige vrouw die me abrupt uit m’n slaap haalde. Christian is een leuke gozer. Als hij Elena gedag zegt, mompelt ze zachtjes ‘Hallo’ en kijkt niet op en ook niet om.

Om 12.15 uur Moskou-tijd word ik wakker en plots zijn we in Azië. Siberië voelt nog niet als een avontuur. Het landschap verschilt nauwelijks met dat van gister: groene weiden, bomen en grauwe steden. We slapen, eten, hangen, staren uit het raam, doen (als Elena even is toiletteren) spieroefeningen door ons op te trekken aan de bovenste bedden en houden er spierpijn aan over. Er is geen schema, er is geen tijd.
Als we Omsk naderen, vallen talrijke druppels uit de hemel. Maar dat neemt niet weg dat het gangpad vol staat met reizigers die hun dag willen verrijken met een frisse neus.
‘Nu heb ik eindelijk de tijd me te vervelen,’ zegt een Duitse. ‘Ik heb ook eindelijk de tijd een boek te lezen, ik ben al op bladzijde 5, verder kom ik niet.’ We zijn niet de enigen die zich nergens toe in staat achten en de dag doorbrengen met eten. Versuft kijken we naar het regenachtige perron van Omsk, een grote industriestad waar het misschien altijd wel regent. De tweede dag in de trein lijkt het alsof onze hersenen deels zijn uitgeschakeld. Denken is moeilijk. Simpele verhaaltjes zijn geen simpele verhaaltjes meer. Filosoferen over het leven? Onmogelijk.

In Omsk zijn we ingestapt in een andere wagon en arriveren pas in onze coupé als we weer rijden. Christian lijkt opgelucht als blijkt dat de Nederlandse gezusters niet zijn achter gebleven in het natte Omsk. Elena kijkt niet op uit haar tijdschrift.
Elena, nog altijd gehuld in blauwe pyjama, doodt de tijd door glamourbladen te lezen en zichzelf met regelmaat op te tutten.
Na Omsk volgen de steden Tatarskaja en Barabinsk. In Barabinsk kopen we zwarte bessen.
Als we tussen de berken, weilanden en steden een houten dorp ontdekken, denken we ‘dorp!’ Voor de inwoners van de dorpjes onderweg moeten de treinen een ware belevenis zijn. Als de trein langs rijdt staat het dagelijkse leven even stil. Tenminste, dat kan ik me indenken. Wonend in een dorpje tussen Tatarskaja en Barabinsk, of elders, is elke afwisseling een welkome aangelegenheid. ‘Trein!’ zullen de mensen denken.

Je wordt wakker en je bent in Krasnojarsk, waar de zon schijnt en witte wolkjes de helderblauwe lucht opvullen. Het is 9.40 uur in Moskou en vier uur later hier in Krasnojarsk. Op het perron zeemt Christian het raam. De zeem heeft hij speciaal voor deze gelegenheid meegebracht uit Duitsland. ‘Ik ben niet goed in pakken,’ beaamt hij.
Het landschap na Krasnojarsk doet, mede dankzij het weer, vredig en zelfs vrolijk aan. Kleine dorpjes bestaande uit mooie houten huizen duiken op tussen de groene heuvels. In de zomer is dit een prima oord om te vertoeven, ’s winters lijkt me het hier minder amusant, maar nog steeds prachtig.

In de reisgids van Christian lees ik over accommodaties in Irkutsk, waar we morgen in alle vroegte zullen aankomen. We hebben nog niks geboekt en gaan er vanuit dat het geen probleem zal zijn een hostal te vinden. De informatie is summier, maar over onze kans op het vinden van een kamer is men luid en duidelijk. Voor de periode juli en augustus geldt: ‘Ohne Reservierung, Keine Chance’. ‘Keine Chance,’ Christian blijft het eindeloos herhalen. Ondertussen poedert Elena haar neus.
In Krasnojarsk hebben we yoghurtjes en ijsthee gekocht. Christian wil een blikje ijsthee overnemen voor duizend roebel. Maar nee, ‘Keine Chance’.

Het is de laatste avond tijdens de eerste etappe van de Trans Siberië Express, dus is het tijd om eens uit te pakken door te gaan eten in de restauratie, enkele wagons verderop. Er is plaats voor ons aan een van de tafeltjes met blauwe plastic tafellakens. Van een roodharige dame met gouden voortanden ontvangen we de menukaart. We kunnen kiezen uit twee soepen en een hoofdgerecht, de rest is op. De bief Stroganov smaakt prima en al snel krijgen we de rekening onder ogen en bestellen we een kefir, een soort Russische yoghurt.
‘Kefir? Maar dat hebben jullie helemaal niet besteld!’ lijkt de rode serveerster met de gouden tanden te zeggen.
Er wordt een dame bijgehaald, een forse Russin die de soep opwarmt in de keuken.
‘Maar dat hebben jullie helemaal niet besteld!’ lijkt ook zij te zeggen.
‘Kunnen we het niet bijbestellen?’
‘Maar dat hebben jullie helemaal niet besteld!!’
Uiteindelijk lijkt onze boodschap aan te komen, ze past de rekening aan. Vervolgens komt de serveerster aan met twee kopjes koffie.
Taalprobleem? Welnee!
 
Rond middernacht stappen we uit omdat we voet aan de grond willen hebben gezet in Novosibirsk, de grootste stad van Siberië. Een kerkje, een donker perron, enkele schimmen in de nacht, zo gaat Novosibirsk onze gedachten in.
Nog een keer slapen en dan, dan zijn we in Irkutsk. Een fles met water begint te klotsen als we weer gaan rijden. Ik moet er van plassen en kan niet in slaap komen. Als ik eindelijk de moed heb verzameld naar het toilet te gaan, stopt de trein en staan we 23 minuten stil. De toiletten gaan op slot. Met een volle blaas duren 23 minuten lang, heel lang. En waar zijn we eigenlijk? Geen idee, en het interesseert me ook niet, ik moet plassen.
Mijn blaas is geleegd als de trein vaart heeft gemaakt en de stad heeft verlaten, maar nog steeds kan ik de slaap niet vatten. Het water klotst zoals het alleen lijkt te doen als je niet kan slapen, de trein bonkt. Met mijn hoofd op mijn kussen kijk ik naar buiten en volg het spoor, verlicht door de trein. Links van me woelt Elena, ook zij is wakker vannacht. Voor het eerst besef ik me hoe weinig afstand er is, slechts zo’n anderhalve meter, en hoeveel afstand tegelijk. Haar witte gezicht lijkt licht te geven. Plots vliegt er een felle lichtflits door de coupe. Elena kijkt me, voor de allereerste keer, recht in mijn ogen. De rillingen gaan door mijn lijf.
We draaien ons om en ik vraag me voor het eerst serieus af wie Elena is. Ik voel de adrenaline, luister naar het gebonk van de trein, naar het klotsende water, en tel de uren af.
Zijn we al in Irkutsk?
 
**********************************
Abonneer u op de Nieuwsbrief.
© 2009 Eelkje Colmjon
powered by CJ2