archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 4
Jaargang 6
27 november 2008
Vermaak en Genot > Naar de film delen printen terug
Afrekening met de Sovjet-Unie Hans Knegtmans

0604VG Cargo 200
Cargo 200 van de Russische regisseur/scriptschrijver Aleksej Balabanov begint nog wel zo vredig. Twee broers, de een kolonel in het Sovjetleger, de ander onderzoeker van het Wetenschappelijk Atheïsme, praten over koetjes en kalfjes. (Het jaar is 1984, dus we begrijpen dat de wetenschapper als leeropdracht heeft het christelijk geloof in diskrediet te brengen.) Kijk, daar heb je de dochter van de kolonel en haar verloofde Valera. Een leuke knul, legt de hoge militair uit aan zijn broer, ook al verdient hij onbegrijpelijkerwijs driemaal zo veel als hijzelf.
Zou het verhaal zo doorkabbelen? Geen zorg. Op weg naar het fictieve Leninsk begeeft de gammele auto van de academicus het. Hij zoekt hulp bij een afgelegen destilleerderij. Tegen heug en meug raakt hij in een alcoholische discussie met de agressieve stoker Alexei, die geen hoge pet opheeft van het communisme en vage plannen koestert een utopische gemeenschap te stichten.

Even later komt ook de partner van de kolonelsdochter langs, opmerkelijk genoeg niet met zijn verloofde maar met haar boezemvriendin Angelika die hij in de disco heeft opgeduikeld, op zoek naar (nog) meer drank en seks. Voor dat eerste zijn ze aan het goede adres. Voor dat andere ook, maar niet zoals de laveloze jongen hoopt. Een andere bezoeker – de psychopathische politiechef Zhurov – heeft, ondanks zijn hinderlijke impotentie, een oogje op de frisse jonge meid. Een ingewikkelde plotlijn, en het verhaal is nog maar net begonnen. Het lijkt wel een Robert Altman-ensemblefilm, maar dan minder mild en gemoedelijk dan waar de oude meester ons in de regel op onthaalde.

Zhurov voert Angelika gevankelijk mee naar zijn flat in Leninsk, waar hij inwoont bij zijn dementerende moeder. Daar dwingt hij een van zijn ondergeschikten haar voor zijn ogen te verkrachten. In een bed nog wel waarin hij ter verhoging van de feestelijkheid ook het lijk gedrapeerd heeft van haar vriend, wiens stoffelijk overschot, samen met die van een aantal andere gesneuvelde soldaten, zojuist uit Afghanistan is overgevlogen. Inmiddels wordt de illegale alcoholstoker gearresteerd voor een moord die hij niet gepleegd heeft – wie wel, laat zich gemakkelijk raden.

Regisseur Aleksej Balabanov, wiens speelfilms hier zelden de bioscoop haalden, is in Cargo 200 dwars als altijd, maar daarenboven ongemeen fel en agressief in de weer. De film is, zoals hij zelf in interviews steeds benadrukt, een reactie op de nostalgie naar de periode van het ijzeren gordijn, die zich onder meer uitte in weinig doordacht eerbetoon in de films Goodbye, Lenin en 12:08 Bucharest. Cargo 200 (de titel staat voor de repatriëring uit Afghanistan van gesneuvelde soldaten) beoogt tegenwicht te bieden door, in al zijn surrealistische overdrijving, het economische en morele bankroet van de toenmalige Sovjet-Unie te etaleren.
Nu, dat is prima gelukt. De buitenscènes zijn van een verpletterende depressiviteit. Aftandse fabrieken, ingeperst tussen onafzienbare rangeerterreinen, voeren de boventoon. De huizen waartoe de personages veroordeeld zijn – zelfs de volgens westerse maatstaven maatschappelijk redelijk geslaagde academicus en de politiechef – bestaan onveranderlijk uit grijze flats die op instorten staan en waarin decennialang het trapportaal niet is schoongemaakt, laat staan opgeknapt. Enig normbesef is de hoofdfiguren vreemd. Dronkenlappen, misdadigers, schuinsmarcheerders, opportunisten, hypocrieten en psychoten maken de dienst uit. De regisseur laat in het midden of het communistische systeem deze en andere, even onaangename, persoonskenmerken veroorzaakt of ‘slechts’ gedoogt, uit onmacht of lamlendigheid.

Tot de bioscopen waar de film vertoond wordt, behoort ook het Filmhuis Den Haag. De trouwe Leunstoellezers weten dat de bezoekers daar het meest genieten van feel good stuff waarbij denken niet nodig is, of zelfs schadelijk voor de gemoedsrust van de kijker. De argeloze bezoeker van Cargo 200 zal dan ook van een koude kermis thuiskomen. Deze vuilspuiterij moet het doen zonder mond-tot-mondreclame. Wedden om een biertje dat de film binnen drie, vier weken weer weg is? Terwijl in Amsterdam een harde kern van filmfanaten nog wekenlang de gang erin houdt? Afgesproken.

Een zinvol stukje over de Duitse film Kirschblüten-Hanami schrijven kan alleen als ik mijn principe laat varen dat elke belangrijke plotwending in een boek of film onbesproken moet blijven.(Binnenkort gaat ook de psychologische thriller L’empreinte’l’ange in première. In navolging van het officiële persbericht onthullen negen van de tien recensenten de clou. En dat terwijl de eerste helft van de film akelig spannend is omdat de kijker geen idee heeft hoe hij het malle gedrag van de vrouwelijke hoofdpersoon moet duiden. Laat de recensies ongelezen tot u de film zelf gezien hebt!) Het probleem is echter dat het eigenlijke verhaal pas begint nadat regisseuse Doris Dörrie een narratieve reuzenzwaai van 180° heeft gemaakt.

Nu, vooruit. Ik verklap hoe het zit en wie dat niet wil weten, moet nu ophouden met lezen. De film is nauwelijks begonnen of de kijker denkt al te begrijpen waar het heen gaat. Trudi bekijkt in het ziekenhuis de röntgenfoto’s van haar man Rudi. Je hoeft geen radioloog te zijn om te zien dat de patiënt ten dode is opgeschreven. ‘U kunt het beste samen iets leuks gaan doen,’ adviseert de arts – zoals ze dat altijd doen als iemand aan een terminale ziekte lijdt. 'Een wereldreis maken. Iets avontuurlijks.’ Hij bedoelt het goed maar weet niet dat Rudi wars is van elk gedrag dat ook maar een heel klein beetje afwijkt van zijn dagelijkse routine. Op zijn werk – hij is chef bij de vuilverwerking – pakt hij dagelijks zijn lunchpakket uit, zegt ‘an apple a day keeps the doctor away’ en geeft de vrucht aan zijn naaste collega. Zelf houdt hij niet zo van appels, maar waarom zou hij zijn Trudi daarmee lastigvallen?
Zijn vrouw zou dolgraag naar Japan willen. De berg Fuji zien, en zich verdiepen in het wezen van de butohdans. Maar bergen heb je in Duitsland ook, vindt Rudi. Als zij dan zo nodig er even tussenuit wil dan kunnen ze de kinderen in Berlijn opzoeken. En een uitstapje maken naar de Oostzee. Dat is al spannend genoeg.

Zo denken zoon Klaus (gezinnetje) en dochter Karolin (lesbische vriendin) er ook over. Doodmoe worden ze van de uitjes met hun ouders. Het zijn beste mensen, daar niet van, maar het is een bezoeking dagen achtereen stuk te moeten slaan met toeristische attracties, prietpraat en mooi weer spelen. Broer Karl heeft het maar makkelijk, in zijn Japanse vrijgezellenflat. Waarom nodigt hij hen niet eens uit? Groot is hun opluchting als het stel weer vertrekt, om een paar dagen in een strandhotel van zand en zee te genieten.
Zou Rudi al bijna dood gaan?’, vraagt de kijker zich af. Nee. Hij heeft soms een lelijke hoest maar doet dan altijd of hij zich verslikt heeft. Wie daarentegen wel sterft, is Trudi. In haar slaap. Weg is ze. Het publiek schrikt zich een rotje. Zou de regisseur nu wel weten hoe het verder moet?

Gelukkig is Dörrie niet voor één gat te vangen. Geheel tegen zijn natuur in bezoekt Rudi zijn zoon Karl in Tokio. Die is niet veel blijer met de logeerpartij dan zijn broer en zuster in Berlijn. Maar hij kan zich achter zijn werk verschuilen – zeven lange dagen per week – en hoeft alleen ’s avonds een paar uur het gezelschap van de oude man te doorstaan. En zelfs dat weet hij soms nog te vermijden door zich bij vrienden een stuk in zijn kraag te drinken. Rudi inmiddels, doet iets ongehoords: hij verkent in zijn eentje de stad. Dat is natuurlijk wel griezelig, en aanvankelijk markeert hij – als een eigentijdse Hans (de broer van Grietje) – cruciale locaties waaraan hij de weg naar huis kan herkennen. Maar allengs gaat het beter en hoewel hij geen woord Japans spreekt raakt hij op zijn manier in gesprek met de inheemse bevolking.

Het duurt even voor het publiek begrijpt dat de reis niet bedoeld is als een pleziertochtje. Rudi neemt, ook al kan ze niet lijfelijk aanwezig zijn, zijn vrouw mee op de vakantie waaraan ze bij leven nooit is toegekomen. Als we dat weten, kan het niet anders of ook de butohdans en de berg Fuji staan op de een of andere manier op het programma.
Dat ziet er behoorlijk drakerig uit, ik weet het. En toch is Kirschblüten-Hanami allerminst het huilerige melodrama dat het zo makkelijk had kunnen worden. Dörrie maakt geen fondantfilms. Rudi (een veelbekroonde rol van Elmar Wepper) steelt de show. Niet als watje, maar als een man die, zonder te weten dat zijn einde nabij is, voor waarschijnlijk de eerste keer in zijn leven een belangrijke keus maakt. Ook de overige rollen, vooral die van een butoh dansend tienermeisje (Aya Irizuki en nee, ook haar jeugdige onbevangenheid maakt de film niet klef), zijn in goede handen. Mooi, ingehouden drama.
 
********************************
Doe iets leuks met je geld:
Word donateur van De Leunstoel.
Kijk op: www.deleunstoel.nl/donateur.php


© 2008 Hans Knegtmans meer Hans Knegtmans - meer "Naar de film" -
Vermaak en Genot > Naar de film
Afrekening met de Sovjet-Unie Hans Knegtmans
0604VG Cargo 200
Cargo 200 van de Russische regisseur/scriptschrijver Aleksej Balabanov begint nog wel zo vredig. Twee broers, de een kolonel in het Sovjetleger, de ander onderzoeker van het Wetenschappelijk Atheïsme, praten over koetjes en kalfjes. (Het jaar is 1984, dus we begrijpen dat de wetenschapper als leeropdracht heeft het christelijk geloof in diskrediet te brengen.) Kijk, daar heb je de dochter van de kolonel en haar verloofde Valera. Een leuke knul, legt de hoge militair uit aan zijn broer, ook al verdient hij onbegrijpelijkerwijs driemaal zo veel als hijzelf.
Zou het verhaal zo doorkabbelen? Geen zorg. Op weg naar het fictieve Leninsk begeeft de gammele auto van de academicus het. Hij zoekt hulp bij een afgelegen destilleerderij. Tegen heug en meug raakt hij in een alcoholische discussie met de agressieve stoker Alexei, die geen hoge pet opheeft van het communisme en vage plannen koestert een utopische gemeenschap te stichten.

Even later komt ook de partner van de kolonelsdochter langs, opmerkelijk genoeg niet met zijn verloofde maar met haar boezemvriendin Angelika die hij in de disco heeft opgeduikeld, op zoek naar (nog) meer drank en seks. Voor dat eerste zijn ze aan het goede adres. Voor dat andere ook, maar niet zoals de laveloze jongen hoopt. Een andere bezoeker – de psychopathische politiechef Zhurov – heeft, ondanks zijn hinderlijke impotentie, een oogje op de frisse jonge meid. Een ingewikkelde plotlijn, en het verhaal is nog maar net begonnen. Het lijkt wel een Robert Altman-ensemblefilm, maar dan minder mild en gemoedelijk dan waar de oude meester ons in de regel op onthaalde.

Zhurov voert Angelika gevankelijk mee naar zijn flat in Leninsk, waar hij inwoont bij zijn dementerende moeder. Daar dwingt hij een van zijn ondergeschikten haar voor zijn ogen te verkrachten. In een bed nog wel waarin hij ter verhoging van de feestelijkheid ook het lijk gedrapeerd heeft van haar vriend, wiens stoffelijk overschot, samen met die van een aantal andere gesneuvelde soldaten, zojuist uit Afghanistan is overgevlogen. Inmiddels wordt de illegale alcoholstoker gearresteerd voor een moord die hij niet gepleegd heeft – wie wel, laat zich gemakkelijk raden.

Regisseur Aleksej Balabanov, wiens speelfilms hier zelden de bioscoop haalden, is in Cargo 200 dwars als altijd, maar daarenboven ongemeen fel en agressief in de weer. De film is, zoals hij zelf in interviews steeds benadrukt, een reactie op de nostalgie naar de periode van het ijzeren gordijn, die zich onder meer uitte in weinig doordacht eerbetoon in de films Goodbye, Lenin en 12:08 Bucharest. Cargo 200 (de titel staat voor de repatriëring uit Afghanistan van gesneuvelde soldaten) beoogt tegenwicht te bieden door, in al zijn surrealistische overdrijving, het economische en morele bankroet van de toenmalige Sovjet-Unie te etaleren.
Nu, dat is prima gelukt. De buitenscènes zijn van een verpletterende depressiviteit. Aftandse fabrieken, ingeperst tussen onafzienbare rangeerterreinen, voeren de boventoon. De huizen waartoe de personages veroordeeld zijn – zelfs de volgens westerse maatstaven maatschappelijk redelijk geslaagde academicus en de politiechef – bestaan onveranderlijk uit grijze flats die op instorten staan en waarin decennialang het trapportaal niet is schoongemaakt, laat staan opgeknapt. Enig normbesef is de hoofdfiguren vreemd. Dronkenlappen, misdadigers, schuinsmarcheerders, opportunisten, hypocrieten en psychoten maken de dienst uit. De regisseur laat in het midden of het communistische systeem deze en andere, even onaangename, persoonskenmerken veroorzaakt of ‘slechts’ gedoogt, uit onmacht of lamlendigheid.

Tot de bioscopen waar de film vertoond wordt, behoort ook het Filmhuis Den Haag. De trouwe Leunstoellezers weten dat de bezoekers daar het meest genieten van feel good stuff waarbij denken niet nodig is, of zelfs schadelijk voor de gemoedsrust van de kijker. De argeloze bezoeker van Cargo 200 zal dan ook van een koude kermis thuiskomen. Deze vuilspuiterij moet het doen zonder mond-tot-mondreclame. Wedden om een biertje dat de film binnen drie, vier weken weer weg is? Terwijl in Amsterdam een harde kern van filmfanaten nog wekenlang de gang erin houdt? Afgesproken.

Een zinvol stukje over de Duitse film Kirschblüten-Hanami schrijven kan alleen als ik mijn principe laat varen dat elke belangrijke plotwending in een boek of film onbesproken moet blijven.(Binnenkort gaat ook de psychologische thriller L’empreinte’l’ange in première. In navolging van het officiële persbericht onthullen negen van de tien recensenten de clou. En dat terwijl de eerste helft van de film akelig spannend is omdat de kijker geen idee heeft hoe hij het malle gedrag van de vrouwelijke hoofdpersoon moet duiden. Laat de recensies ongelezen tot u de film zelf gezien hebt!) Het probleem is echter dat het eigenlijke verhaal pas begint nadat regisseuse Doris Dörrie een narratieve reuzenzwaai van 180° heeft gemaakt.

Nu, vooruit. Ik verklap hoe het zit en wie dat niet wil weten, moet nu ophouden met lezen. De film is nauwelijks begonnen of de kijker denkt al te begrijpen waar het heen gaat. Trudi bekijkt in het ziekenhuis de röntgenfoto’s van haar man Rudi. Je hoeft geen radioloog te zijn om te zien dat de patiënt ten dode is opgeschreven. ‘U kunt het beste samen iets leuks gaan doen,’ adviseert de arts – zoals ze dat altijd doen als iemand aan een terminale ziekte lijdt. 'Een wereldreis maken. Iets avontuurlijks.’ Hij bedoelt het goed maar weet niet dat Rudi wars is van elk gedrag dat ook maar een heel klein beetje afwijkt van zijn dagelijkse routine. Op zijn werk – hij is chef bij de vuilverwerking – pakt hij dagelijks zijn lunchpakket uit, zegt ‘an apple a day keeps the doctor away’ en geeft de vrucht aan zijn naaste collega. Zelf houdt hij niet zo van appels, maar waarom zou hij zijn Trudi daarmee lastigvallen?
Zijn vrouw zou dolgraag naar Japan willen. De berg Fuji zien, en zich verdiepen in het wezen van de butohdans. Maar bergen heb je in Duitsland ook, vindt Rudi. Als zij dan zo nodig er even tussenuit wil dan kunnen ze de kinderen in Berlijn opzoeken. En een uitstapje maken naar de Oostzee. Dat is al spannend genoeg.

Zo denken zoon Klaus (gezinnetje) en dochter Karolin (lesbische vriendin) er ook over. Doodmoe worden ze van de uitjes met hun ouders. Het zijn beste mensen, daar niet van, maar het is een bezoeking dagen achtereen stuk te moeten slaan met toeristische attracties, prietpraat en mooi weer spelen. Broer Karl heeft het maar makkelijk, in zijn Japanse vrijgezellenflat. Waarom nodigt hij hen niet eens uit? Groot is hun opluchting als het stel weer vertrekt, om een paar dagen in een strandhotel van zand en zee te genieten.
Zou Rudi al bijna dood gaan?’, vraagt de kijker zich af. Nee. Hij heeft soms een lelijke hoest maar doet dan altijd of hij zich verslikt heeft. Wie daarentegen wel sterft, is Trudi. In haar slaap. Weg is ze. Het publiek schrikt zich een rotje. Zou de regisseur nu wel weten hoe het verder moet?

Gelukkig is Dörrie niet voor één gat te vangen. Geheel tegen zijn natuur in bezoekt Rudi zijn zoon Karl in Tokio. Die is niet veel blijer met de logeerpartij dan zijn broer en zuster in Berlijn. Maar hij kan zich achter zijn werk verschuilen – zeven lange dagen per week – en hoeft alleen ’s avonds een paar uur het gezelschap van de oude man te doorstaan. En zelfs dat weet hij soms nog te vermijden door zich bij vrienden een stuk in zijn kraag te drinken. Rudi inmiddels, doet iets ongehoords: hij verkent in zijn eentje de stad. Dat is natuurlijk wel griezelig, en aanvankelijk markeert hij – als een eigentijdse Hans (de broer van Grietje) – cruciale locaties waaraan hij de weg naar huis kan herkennen. Maar allengs gaat het beter en hoewel hij geen woord Japans spreekt raakt hij op zijn manier in gesprek met de inheemse bevolking.

Het duurt even voor het publiek begrijpt dat de reis niet bedoeld is als een pleziertochtje. Rudi neemt, ook al kan ze niet lijfelijk aanwezig zijn, zijn vrouw mee op de vakantie waaraan ze bij leven nooit is toegekomen. Als we dat weten, kan het niet anders of ook de butohdans en de berg Fuji staan op de een of andere manier op het programma.
Dat ziet er behoorlijk drakerig uit, ik weet het. En toch is Kirschblüten-Hanami allerminst het huilerige melodrama dat het zo makkelijk had kunnen worden. Dörrie maakt geen fondantfilms. Rudi (een veelbekroonde rol van Elmar Wepper) steelt de show. Niet als watje, maar als een man die, zonder te weten dat zijn einde nabij is, voor waarschijnlijk de eerste keer in zijn leven een belangrijke keus maakt. Ook de overige rollen, vooral die van een butoh dansend tienermeisje (Aya Irizuki en nee, ook haar jeugdige onbevangenheid maakt de film niet klef), zijn in goede handen. Mooi, ingehouden drama.
 
********************************
Doe iets leuks met je geld:
Word donateur van De Leunstoel.
Kijk op: www.deleunstoel.nl/donateur.php
© 2008 Hans Knegtmans
powered by CJ2