archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 14
Jaargang 5
15 mei 2008
Beschouwingen > Buitenlandse zaken delen printen terug
In het Mesopotamische moeras Felix Huijgen

0514BS Moeras
The people of England have been led in Mesopotamia into a trap which it will be hard to escape with dignity and honour. They have been tricked into it by a steady withholding of information. The Baghdad communiques are belated, insincere, incomplete. Things have been far worse than we have been told... It is a disgrace to our imperial record, and may soon be inflamed for any ordinary cure. We are today not far from a disaster.
Het zou zomaar een recent memorandum kunnen zijn aan premier Brown. Maar nee, dit citaat is afkomstig uit een stuk van de Sunday Times van 2 augustus 1920. De auteur is T.E. Lawrence, beter bekend als Lawrence of Arabia, die een paar jaar eerder de Arabische opstand tegen het Ottomaanse Rijk (een tegenstander van de Britten in de Eerste Wereldoorlog) had geleid. Na de oorlog tekenden de Britten de grenzen van het huidige Irak. Ze hadden door dat olie essentieel was voor hun voortbestaan als wereldmacht; daarom hielden ze geen rekening met de levensvatbaarheid van het land en gooiden ze de sjiieten in het zuiden, de Koerden in het noorden en de soennieten in het midden – onder de Ottomanen nog in aparte provincies ondergebracht – bij elkaar. Deze staat zou het Britse rijk voorlopig voldoende brandstof kunnen garanderen. Al snel nadat de Volkenbond het gebied in 1921 aan de Britten had toegewezen als mandaatgebied, begon het verzet zich te organiseren, bestaand uit groepen Iraakse nationalisten, soennieten en sjiieten, die niet alleen de Britten maar ook vooral elkaar bevochten.

In 1932 werd Irak onafhankelijk, maar Britse troepen bleven aanwezig, wat geregeld tot spanningen leidde. Pas in 1958 trokken de Britten zich definitief terug uit Irak. Op het hoogtepunt van de bezetting waren er ruim een miljoen Britse soldaten aanwezig in Irak, bijna tienmaal zoveel als het huidige Amerikaanse troepental. Ondanks deze indrukwekkende macht hebben de Britten qua stabilisering niets bereikt. Sinds 1932 was Irak officieel een constitutionele monarchie, maar de democratische traditie heeft door de voortdurende interne strijd nooit kunnen aarden.
Het lijkt, kortom, erg op de situatie van nu. Toen de Amerikanen en de Britten in 2003 Irak binnenvielen, werd dat door cynici toegeschreven aan ’s lands grote olievoorraad. Ik denk dat dat zeker een rol speelde, maar belangrijker nog was de strategische rol van het Midden-Oosten in het buitenlands beleid van Amerika: ze dachten de machtsbalans in hun voordeel te kunnen doen omslaan als Irak een bloeiende democratie zou worden. Het zou een lichtend baken in het Midden-Oosten worden, een voorbeeld dat in de hele regio zou worden nagevolgd. Terroristen zouden hun wapens neerleggen en meebouwen aan een nieuw democratisch Midden-Oosten.

De praktijk bleek vele malen weerbarstiger. Er is weliswaar een parlement gekozen, maar de regering is in sektarische lijnen uiteengevallen. Het land is in een geweldsspiraal terechtgekomen waarvan het eind niet in zicht is.
Het neoconservatieve idee van democratie in Irak is hopeloos naïef gebleken. Een belangrijke voorwaarde voor democratie is dat de neuzen enigszins dezelfde kant op staan; dat er sprake is van een natie. Dat is in het geval van Irak nooit zo geweest. Er wordt daarom wel gesproken van splitsing van Irak in drie delen: Soennistan, Sjiitistan en Koerdistan (dat nu al autonoom is). Het grote probleem hiervan is dat in het soennitische gebied nauwelijks olie is, het belangrijkste bestaansmiddel van Irak. De soennietische staat zou dus niet zelfvoorzienend zijn.

Op de ingeslagen weg voortgaan is echter ook geen oplossing. De Amerikaanse troepen kunnen niet eeuwig toezicht blijven houden op een burgeroorlog. Als ze vertrekken hebben de Irakezen des te meer tijd over om elkaar te bestoken. Democratie zal in dit land nooit kunnen aarden. De enige uitkomst lijkt dus, ironisch genoeg, om een nieuwe dictator te installeren, een soort Saddam Hoessein, maar dan eentje die het westen iets gunstiger gezind is. Alleen een dictator heeft het gezag en de middelen om een einde te maken aan het sektarisch geweld. Onder Saddam was er dan ook vrijwel geen sprake van onderling geweld; de geringste oproer kon gruwelijke vergelding van het regime veroorzaken.

Het zou een seculiere figuur moeten zijn, net als Saddam, en bereid om samen te werken met de Amerikanen om terroristen te bestrijden. Om te voorkomen dat het een satellietstaat van Iran wordt, zou het ook een soenniet moeten zijn.
Democratisering is een prachtig ideaal, maar Irak is een van de laatste plaatsen op aarde waar het wortel kan schieten. Als aan het bovenstaande wensenlijstje voor een dictator voldaan zou worden, dan is Irak al een stuk opgeschoten. Als over een jaar of honderd de olie op is, kan altijd nog tot opsplitsing en eventuele democratisering worden overgegaan. Tot die tijd zijn er in het Mesopotamische moeras geen goede keuzes te maken, alleen minder kwade.
 
*****************************
Katinka de Roode schrijft en tekent.


© 2008 Felix Huijgen meer Felix Huijgen - meer "Buitenlandse zaken" -
Beschouwingen > Buitenlandse zaken
In het Mesopotamische moeras Felix Huijgen
0514BS Moeras
The people of England have been led in Mesopotamia into a trap which it will be hard to escape with dignity and honour. They have been tricked into it by a steady withholding of information. The Baghdad communiques are belated, insincere, incomplete. Things have been far worse than we have been told... It is a disgrace to our imperial record, and may soon be inflamed for any ordinary cure. We are today not far from a disaster.
Het zou zomaar een recent memorandum kunnen zijn aan premier Brown. Maar nee, dit citaat is afkomstig uit een stuk van de Sunday Times van 2 augustus 1920. De auteur is T.E. Lawrence, beter bekend als Lawrence of Arabia, die een paar jaar eerder de Arabische opstand tegen het Ottomaanse Rijk (een tegenstander van de Britten in de Eerste Wereldoorlog) had geleid. Na de oorlog tekenden de Britten de grenzen van het huidige Irak. Ze hadden door dat olie essentieel was voor hun voortbestaan als wereldmacht; daarom hielden ze geen rekening met de levensvatbaarheid van het land en gooiden ze de sjiieten in het zuiden, de Koerden in het noorden en de soennieten in het midden – onder de Ottomanen nog in aparte provincies ondergebracht – bij elkaar. Deze staat zou het Britse rijk voorlopig voldoende brandstof kunnen garanderen. Al snel nadat de Volkenbond het gebied in 1921 aan de Britten had toegewezen als mandaatgebied, begon het verzet zich te organiseren, bestaand uit groepen Iraakse nationalisten, soennieten en sjiieten, die niet alleen de Britten maar ook vooral elkaar bevochten.

In 1932 werd Irak onafhankelijk, maar Britse troepen bleven aanwezig, wat geregeld tot spanningen leidde. Pas in 1958 trokken de Britten zich definitief terug uit Irak. Op het hoogtepunt van de bezetting waren er ruim een miljoen Britse soldaten aanwezig in Irak, bijna tienmaal zoveel als het huidige Amerikaanse troepental. Ondanks deze indrukwekkende macht hebben de Britten qua stabilisering niets bereikt. Sinds 1932 was Irak officieel een constitutionele monarchie, maar de democratische traditie heeft door de voortdurende interne strijd nooit kunnen aarden.
Het lijkt, kortom, erg op de situatie van nu. Toen de Amerikanen en de Britten in 2003 Irak binnenvielen, werd dat door cynici toegeschreven aan ’s lands grote olievoorraad. Ik denk dat dat zeker een rol speelde, maar belangrijker nog was de strategische rol van het Midden-Oosten in het buitenlands beleid van Amerika: ze dachten de machtsbalans in hun voordeel te kunnen doen omslaan als Irak een bloeiende democratie zou worden. Het zou een lichtend baken in het Midden-Oosten worden, een voorbeeld dat in de hele regio zou worden nagevolgd. Terroristen zouden hun wapens neerleggen en meebouwen aan een nieuw democratisch Midden-Oosten.

De praktijk bleek vele malen weerbarstiger. Er is weliswaar een parlement gekozen, maar de regering is in sektarische lijnen uiteengevallen. Het land is in een geweldsspiraal terechtgekomen waarvan het eind niet in zicht is.
Het neoconservatieve idee van democratie in Irak is hopeloos naïef gebleken. Een belangrijke voorwaarde voor democratie is dat de neuzen enigszins dezelfde kant op staan; dat er sprake is van een natie. Dat is in het geval van Irak nooit zo geweest. Er wordt daarom wel gesproken van splitsing van Irak in drie delen: Soennistan, Sjiitistan en Koerdistan (dat nu al autonoom is). Het grote probleem hiervan is dat in het soennitische gebied nauwelijks olie is, het belangrijkste bestaansmiddel van Irak. De soennietische staat zou dus niet zelfvoorzienend zijn.

Op de ingeslagen weg voortgaan is echter ook geen oplossing. De Amerikaanse troepen kunnen niet eeuwig toezicht blijven houden op een burgeroorlog. Als ze vertrekken hebben de Irakezen des te meer tijd over om elkaar te bestoken. Democratie zal in dit land nooit kunnen aarden. De enige uitkomst lijkt dus, ironisch genoeg, om een nieuwe dictator te installeren, een soort Saddam Hoessein, maar dan eentje die het westen iets gunstiger gezind is. Alleen een dictator heeft het gezag en de middelen om een einde te maken aan het sektarisch geweld. Onder Saddam was er dan ook vrijwel geen sprake van onderling geweld; de geringste oproer kon gruwelijke vergelding van het regime veroorzaken.

Het zou een seculiere figuur moeten zijn, net als Saddam, en bereid om samen te werken met de Amerikanen om terroristen te bestrijden. Om te voorkomen dat het een satellietstaat van Iran wordt, zou het ook een soenniet moeten zijn.
Democratisering is een prachtig ideaal, maar Irak is een van de laatste plaatsen op aarde waar het wortel kan schieten. Als aan het bovenstaande wensenlijstje voor een dictator voldaan zou worden, dan is Irak al een stuk opgeschoten. Als over een jaar of honderd de olie op is, kan altijd nog tot opsplitsing en eventuele democratisering worden overgegaan. Tot die tijd zijn er in het Mesopotamische moeras geen goede keuzes te maken, alleen minder kwade.
 
*****************************
Katinka de Roode schrijft en tekent.
© 2008 Felix Huijgen
powered by CJ2