archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 20
Jaargang 1
23 september 2004
Beschouwingen > Het leven zelf delen printen terug
Un air, chansons en rillingen Maeve van der Steen

0120 Un air, chansons
L’air betekent de lucht, maar un air betekent: een melodie.“Cet air qui m’obsède jour et nuit...” is de eerste regel van het lied Padam, Padam van Edith Piaf. Dat is te zeggen, zij heeft het niet geschreven, maar gezongen en dat noemen ze in Frankrijk gecreëerd.
Créé par Edith Piaf, want zij had het, samen met componist en tekstschrijver, gemaakt. Als je het lied zelf schreef en ook uitvoerde, heette je chansonnier. Nu zeggen ze singer songwriter, een vreselijker woord kan ik me niet voorstellen voor zoiets moois.
 
Wanneer mijn liefde voor het Franse lied precies is begonnen weet ik niet, ik geloof dat het in 1960 was dat ik Jacques Brel voor het eerst zag en hoorde. Nog glashelder zie ik de beelden voor me van een aflevering van “Hier is Jan Brusse, hier is Parijs”, een wekelijkse korte televisierubriek van ik meen de AVRO,  waarin Brel “La Valse a Mille Temps” zong. Hij stond op een kermis, en achter hem zag je een draaimolen die steeds sneller ging draaien. Mijn hart ging ook steeds sneller kloppen en ik werd op dat moment verliefd op Jacques Brel. Zoiets maak je maar een paar keer in je leven mee, dat je zo in trance raakt bij de eerste gelegenheid dat je iemands stem hoort. Als kind werd ik betoverd door Amalia Rodrigues. In 1962  werd ik op slag verliefd op de Beatles. Daarna is het in mijn tienerjaren vaker gebeurd, ik herinner me een eendagsvlieg als Dave Berry, de eerste hit van Dusty Springfield, Get Around van de Beach Boys en veel later, toen ik al boven de twintig was, de stem van Merle Haggard, een Country and Western zanger wiens stem een beetje op die van Johnny Cash lijkt maar die honderd keer beter zingt.
 
Jacques Brel had een heerlijke stem en maakte prachtige liedjes, met een geheel nieuwe eigen stijl maar wel in de traditie van het Franse lied: de tekst is even belangrijk als de melodie. Dat je volop van de liedjes kan genieten met rillingen en al zonder ook maar één woord van de tekst te verstaan, komt omdat muziek een mens nu eenmaal genadelozer kan treffen dan welke andere kunstvorm dan ook.
Niet alleen is de tekst bij Franse liedjes belangrijker dan in bijvoorbeeld popmuziek, hij is ook omvangrijker. Als je de tekst van Avec le Temps van Leo Ferré legt naast Heartbreak Hotel van Elvis Presley, dan zie je dat de Fransen veel meer woordjes gebruiken in een zin en veel minder herhalen. Een instrumentaal intermezzo doen de Fransen ook niet aan, van het begin tot het eind van het lied zijn er woorden.
Volgens mij loopt er een rechte lijn van de Franse poëzie en het klassieke Franse lied via het chanson naar het populaire lied tot en met vandaag aan toe, en komt Engelstalige popmuziek meer voort uit volksmuziek zoals blues en country.
 
In Nederland is helemaal nergens een lijn en komt alle populaire muziek uit het buitenland, vroeger uit Duitsland en daarna uit Amerika, Engeland en niet te vergeten Italië (“Zeg maar niets meer” van André Hazes.) Over Hazes gesproken, ja hij is de enige die smeuïg in het Nederlands kan zingen, maar wat hij zingt is dan ook geen Nederlands maar Amsterdams en dat is een groot verschil. De enige Nederpop die een beetje te pruimen is, is dan ook in het Fries of Gronings of Jordanees of Limburgs.
In Frankrijk ging het chanson uit de jaren vijftig soepel over in de popmuziek van de jaren zestig, Charles Aznavour is zo’n zanger die je een soort brug zou kunnen noemen, hij werd “opgevoed” door Piaf (overigens is hij zo ongeveer de enige man met wie ze werkte met wie ze nooit naar bed is geweest) maar ging zijn eigen, door Amerikaanse muziek beïnvloede weg. Wel met ouderwets veel lekkere violen, nu nog steeds.
 
Die Franse zangers, ja daar werd je verliefd op, waarom je nou een Fransman per definitie interessanter vond dan een Hollander weet ik ook niet. Guy Béart was gewoon heel erg knap, Claude Nougaro broeierig en Jean Ferrat vaderlijk. En ze hadden allemaal prachtige, warme stemmen. Iets later kwamen de tienersterren zoals Claude François (op raadselachtige manier om het leven gekomen, ik heb gelukkig nog een concert van hem gezien op mijn zestiende verjaardag in Bretagne), Johnny Halliday (die me nooit heeft kunnen bekoren) en Jacques Dutronc en nog heel veel die ik me niet meer herinner. Ik heb er zelfs wel eens een ontmoet in een dancing in Normandië, Moustique heette hij, Mug dus want hij was heel erg klein maar wel beeldig. Vanaf mijn veertiende las ik samen met mijn zus Salut les Copains, een glossy met veel kleurenfoto’s en daar had die Moustique ook echt een keer ingestaan.
De zangeressen interesseerden ons minder uiteraard, het waren meestal van die Lolita’s met pruillipjes, of frisse schoolmeisjes zoals Sheila met haar kinderlijke staartjes. Françoise Hardy “Tout les Garçons et les Filles” was natuurlijk hors concours met haar ingehouden zangstijl en natuurlijke schoonheid. Sylvie Vartan vond ik wel interessant met haar blonde haren die oorspronkelijk bijna zwart waren, Ze was Bulgaarse van geboorte en verloofde van voornoemde Johnny Halliday. Het ging mis tussen hen omdat hij teveel naar de nachtclubs ging, dat soort dingen lazen we dan in Franse boulevardbladeren, in Nederland bestond toen nog geen roddelpers.
 
Veel van deze beelden en geluiden kwamen afgelopen 7 juli terug in Paradiso, waar ik optrad met het nummer Padam Padam in “De nacht van de Franse 45 toeren” georganiseerd door Het Parool, café Kapitein Zeppos en Vic van de Reijt (single-freak). Een fantastische avond, ondanks het feit dat er ook heel veel nummers niet gezongen werden. Gelukkig wel het opzwepende “Nathalie” van Gilbert Bécaud, een onvergetelijke hit, die je dan ook regelmatig op de radio hoort. Padam Padam kent ook iedereen, bleek uit de reacties van het publiek (er werd volop meegezongen) al is het uit 1951. Ooit speelde en zong ik Edith in “Piaf”, een toneelstuk van Pam Gems.
Dus volgende keer meer over repertoire, leven en lijden van Edith Piaf.


© 2004 Maeve van der Steen meer Maeve van der Steen - meer "Het leven zelf" -
Beschouwingen > Het leven zelf
Un air, chansons en rillingen Maeve van der Steen
0120 Un air, chansons
L’air betekent de lucht, maar un air betekent: een melodie.“Cet air qui m’obsède jour et nuit...” is de eerste regel van het lied Padam, Padam van Edith Piaf. Dat is te zeggen, zij heeft het niet geschreven, maar gezongen en dat noemen ze in Frankrijk gecreëerd.
Créé par Edith Piaf, want zij had het, samen met componist en tekstschrijver, gemaakt. Als je het lied zelf schreef en ook uitvoerde, heette je chansonnier. Nu zeggen ze singer songwriter, een vreselijker woord kan ik me niet voorstellen voor zoiets moois.
 
Wanneer mijn liefde voor het Franse lied precies is begonnen weet ik niet, ik geloof dat het in 1960 was dat ik Jacques Brel voor het eerst zag en hoorde. Nog glashelder zie ik de beelden voor me van een aflevering van “Hier is Jan Brusse, hier is Parijs”, een wekelijkse korte televisierubriek van ik meen de AVRO,  waarin Brel “La Valse a Mille Temps” zong. Hij stond op een kermis, en achter hem zag je een draaimolen die steeds sneller ging draaien. Mijn hart ging ook steeds sneller kloppen en ik werd op dat moment verliefd op Jacques Brel. Zoiets maak je maar een paar keer in je leven mee, dat je zo in trance raakt bij de eerste gelegenheid dat je iemands stem hoort. Als kind werd ik betoverd door Amalia Rodrigues. In 1962  werd ik op slag verliefd op de Beatles. Daarna is het in mijn tienerjaren vaker gebeurd, ik herinner me een eendagsvlieg als Dave Berry, de eerste hit van Dusty Springfield, Get Around van de Beach Boys en veel later, toen ik al boven de twintig was, de stem van Merle Haggard, een Country and Western zanger wiens stem een beetje op die van Johnny Cash lijkt maar die honderd keer beter zingt.
 
Jacques Brel had een heerlijke stem en maakte prachtige liedjes, met een geheel nieuwe eigen stijl maar wel in de traditie van het Franse lied: de tekst is even belangrijk als de melodie. Dat je volop van de liedjes kan genieten met rillingen en al zonder ook maar één woord van de tekst te verstaan, komt omdat muziek een mens nu eenmaal genadelozer kan treffen dan welke andere kunstvorm dan ook.
Niet alleen is de tekst bij Franse liedjes belangrijker dan in bijvoorbeeld popmuziek, hij is ook omvangrijker. Als je de tekst van Avec le Temps van Leo Ferré legt naast Heartbreak Hotel van Elvis Presley, dan zie je dat de Fransen veel meer woordjes gebruiken in een zin en veel minder herhalen. Een instrumentaal intermezzo doen de Fransen ook niet aan, van het begin tot het eind van het lied zijn er woorden.
Volgens mij loopt er een rechte lijn van de Franse poëzie en het klassieke Franse lied via het chanson naar het populaire lied tot en met vandaag aan toe, en komt Engelstalige popmuziek meer voort uit volksmuziek zoals blues en country.
 
In Nederland is helemaal nergens een lijn en komt alle populaire muziek uit het buitenland, vroeger uit Duitsland en daarna uit Amerika, Engeland en niet te vergeten Italië (“Zeg maar niets meer” van André Hazes.) Over Hazes gesproken, ja hij is de enige die smeuïg in het Nederlands kan zingen, maar wat hij zingt is dan ook geen Nederlands maar Amsterdams en dat is een groot verschil. De enige Nederpop die een beetje te pruimen is, is dan ook in het Fries of Gronings of Jordanees of Limburgs.
In Frankrijk ging het chanson uit de jaren vijftig soepel over in de popmuziek van de jaren zestig, Charles Aznavour is zo’n zanger die je een soort brug zou kunnen noemen, hij werd “opgevoed” door Piaf (overigens is hij zo ongeveer de enige man met wie ze werkte met wie ze nooit naar bed is geweest) maar ging zijn eigen, door Amerikaanse muziek beïnvloede weg. Wel met ouderwets veel lekkere violen, nu nog steeds.
 
Die Franse zangers, ja daar werd je verliefd op, waarom je nou een Fransman per definitie interessanter vond dan een Hollander weet ik ook niet. Guy Béart was gewoon heel erg knap, Claude Nougaro broeierig en Jean Ferrat vaderlijk. En ze hadden allemaal prachtige, warme stemmen. Iets later kwamen de tienersterren zoals Claude François (op raadselachtige manier om het leven gekomen, ik heb gelukkig nog een concert van hem gezien op mijn zestiende verjaardag in Bretagne), Johnny Halliday (die me nooit heeft kunnen bekoren) en Jacques Dutronc en nog heel veel die ik me niet meer herinner. Ik heb er zelfs wel eens een ontmoet in een dancing in Normandië, Moustique heette hij, Mug dus want hij was heel erg klein maar wel beeldig. Vanaf mijn veertiende las ik samen met mijn zus Salut les Copains, een glossy met veel kleurenfoto’s en daar had die Moustique ook echt een keer ingestaan.
De zangeressen interesseerden ons minder uiteraard, het waren meestal van die Lolita’s met pruillipjes, of frisse schoolmeisjes zoals Sheila met haar kinderlijke staartjes. Françoise Hardy “Tout les Garçons et les Filles” was natuurlijk hors concours met haar ingehouden zangstijl en natuurlijke schoonheid. Sylvie Vartan vond ik wel interessant met haar blonde haren die oorspronkelijk bijna zwart waren, Ze was Bulgaarse van geboorte en verloofde van voornoemde Johnny Halliday. Het ging mis tussen hen omdat hij teveel naar de nachtclubs ging, dat soort dingen lazen we dan in Franse boulevardbladeren, in Nederland bestond toen nog geen roddelpers.
 
Veel van deze beelden en geluiden kwamen afgelopen 7 juli terug in Paradiso, waar ik optrad met het nummer Padam Padam in “De nacht van de Franse 45 toeren” georganiseerd door Het Parool, café Kapitein Zeppos en Vic van de Reijt (single-freak). Een fantastische avond, ondanks het feit dat er ook heel veel nummers niet gezongen werden. Gelukkig wel het opzwepende “Nathalie” van Gilbert Bécaud, een onvergetelijke hit, die je dan ook regelmatig op de radio hoort. Padam Padam kent ook iedereen, bleek uit de reacties van het publiek (er werd volop meegezongen) al is het uit 1951. Ooit speelde en zong ik Edith in “Piaf”, een toneelstuk van Pam Gems.
Dus volgende keer meer over repertoire, leven en lijden van Edith Piaf.
© 2004 Maeve van der Steen
powered by CJ2